Indexering van het te verrekenen of verevende pensioen:
De algemene regel luidt, dat als de opgebouwde aanspraken geindexeerd worden, het te verrekenen of verevende pensioen ook geindexeerd dient te worden. Voor deelnemers die uit dienst getreden zijn en/of met pensioen zijn, is deze regel duidelijk. Voor deelnemers die in dienst blijven is dit wettelijk niet geregeld*1). Een meeverzekerde ex-partner die het te verrekenen of verevende pensioen te zijner tijd gaat ontvangen is dus beter af, als zijn of haar ex niet meer in dienst is van de werkgever waar het pensioen verrekend of verevend is.
Als indexering door onze wetgever niet in de vorm van een wet of eventueel jurisprudentie vastgelegd is, kan indexering alleen toegepast worden als beide ex-partners dat samen overeengekomen zijn.
De door de pensioenuitvoerder vervaardige opgave dient van dit principe uit te gaan. Is dat het geval, dan dient de penioenuitvoerder dit ook duidelijk te vermelden. Dit laatste is lang niet altijd het geval. Er zijn pensioenuitvoerders die op de stoel van de wetgever gaan zitten en van mening zijn dat er geïndexeerd zou moeten worden omdat ze dat redelijk en billijk vinden. Er zijn pensioenuitvoerders die weigeren om een andere opgave te vervaardigen als daar om gevraagd wordt. Dan heeft u een probleem als u de opgave aan de tegenpartij zou moeten overhandigen.
Als ten onrechte geïndexeerd wordt, zou u naar mijn mening hiertegen moeten protesteren. Indexering van het te verrekenen of verevende pensioen gaat dan altijd ten koste van pensioen wat eerst opgebouwd na de datum scheiding.
Jurisprudentie met betrekking tot indexering voor scheidingen voor 1 mei 1995:
ECLI:NL:HR:2006:AW6163, Hoge Raad, C05/134HR - 06.10.2006
Het hof oordeelde dat de man het volledig geïndexeerde ouderdomspensioen ontvangt, inclusief het deel dat voor de vrouw bestemd is, derhalve de indexering over het deel dat krachtens de overeenkomst aan de vrouw toekomt, aan de vrouw moet afdragen, geheel in lijn is met het arrest Boon van Loon.
Wetgeving met betrekking tot indexering algemeen :
Pensioen- en SpaarfondsenWet (PSW):
Per 1 januari 1987 is in de Pensioen- en Spaarfondsen Wet opgenomen dat het verplicht is aan slapers-gepensioneerden (uit dienst voor de pensioendatum) dezelfde toeslagen op hun ingegane pensioenen te geven als de direct uit actieve dienst gepensioneerden.
Per 1 januari 1992 is in de Pensioen- en Spaarfondsen Wet opgenomen dat als de ingegane pensioenen worden geïndexeerd alle slapersrechten (uit dienst en dus premievrij) ook worden geïndexeerd.
Wetgeving met betrekking tot indexering na 1 mei 1995:
Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding (Wet VPS):
In de Wet VPS , ingang 1 mei 1995, art. 3 lid 2 is opgenomen, dat wanneer het pensioen van de deelnemer wordt verhoogd of verlaagd na pensionering ook het daarbij behorende vereveningsdeel verhoogd of verlaagd moet worden.
Noot 1: Het is merkwaardig om vast te stellen dat in de Wet VPS alleen opgenomen is, dat er geïndexeerd dient te worden als het pensioen tot uitkering gekomen is. De nieuwe PensioenWet is in werking getreden per 1 januari 2007. Tot dat moment was hetgeen in de PSW hiervoor opgenomen was, nog gewoon van kracht.
PensioenWet:
Artikel 13: In de pensioenovereenkomst wordt bepaald of er toeslagen worden verleend en, zo ja, wat het ambitieniveau is en welke voorwaarden gelden bij de toeslagverlening.
PensioenWet en Invoerings- en aanpassingsWet PSW:
In de invoerings- en aanpassingswet PSW is geregeld dat artikel 13 van de PW niet van toepassing is op pensioenaanspraken die zijn verworven voor de datum van inwerkingtreding *2) van genoemd artikel. In artikel 13 van de PW wordt vermeld dat in de pensioenovereenkomst wordt bepaald of er toeslagen worden verleend.
Indexering gewezen deelnemers voor scheidingen na 1 mei 1995
Voor deelnemers die uit dienst getreden zijn of met pensioen zijn, wordt het vereveningsdeel met hetzelfde percentage verhoogd als waarmee de premievrie aanspraken voor deze deelnemer zijn verhoogd.
Indexering actieve deelnemers voor scheidingen na 1 mei 1995
Wat gebeurt er met het vereveningsdeel als de werknemer in dienst blijft?
Uit de parlementaire behandelingen zou af te leiden zijn dat de wetgever bij invoering van de Wet VPS beoogd heeft dat aanpassingen van het pensioen op basis van de algemene loonontwikkeling in de periode tot aan de pensioendatum, toegepast zouden moeten worden op het verevende deel.
In de jurisprudentie is een uitspraak van de rechtbank s'Gravenhage bekend van 26 maart 2003 (PJ 2003/74) waarin de rechter bepaalde dat het vereveningsdeel meestijgt voor zover de stijging gebaseerd is op de algemene loonstijging.
Kanttekening 1: In het SEO-rapport van Juni 2007 werd verklaard dat de uitspraak helder was, maar dat het voor de pensioenuitvoerder niet duidelijk is hoe hiermee omgegaan dient te worden. In een rapport van de Universiteit van Tilburg werd eveneens verwezen naar deze uitspraak. De Commissie adviseerde om de wettekst op het punt van indexatie aan te passen en duidelijke rekenregels te geven. Tot op heden is de Wet VPS op dit punt echter nog niet aangepast.
Noot 2: In feite praat je eigenlijk alleen over eindloonregelingen. Is immers de enige pensioenregeling waarbij aanpassingen in het Pensioengevend Salaris met terugwerkende kracht tot datum aanvang verzekering (datum in dienst) er toe leiden dat het pensioen ook over de huwelijkse periode verhoogd wordt. Bijna alle pensioenuitvoerders waar ik tot dusver mee te maken heb gehad, geven aan dat als in een eindloonregeling na de datum scheiding sprake is van een wijziging van het pensioengevend salaris het verevende pensioen hier niet op aangepast wordt.
Noot 3: In Artikel 3 lid 1 van de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding wordt aangegeven hoe het te verevenen pensioen wordt vastgesteld. Het betreft het pensioen dat zou moeten worden uitbetaald indien: a. de tot verevening verplichte echtgenoot uitsluitend gedurende de deelnemingsjaren tussen de huwelijkssluiting en het tijdstip van scheiding zou hebben deelgenomen; b. hij op het tijdstip van scheiding de deelneming zou hebben beeindigd.
Dit artikel geeft absoluut geen ruimte om als het pensioengevend salaris zou stijgen na datum scheiding het vereveningsdeel tussen de huwelijkssluiting en het tijdstip van scheiding aan te passen.
Noot 4: In artikel 3 lid 1 van de Wet VPS wordt aangegeven dat het te verevenen pensioen vastgesteld wordt, als zou de deelnemer op het tijdstip van scheiding, de deelneming hebben beeindigd*3). Het zegt alleen iets over de wijze van vaststellen van het te verevenen pensioen. De deelnemer is nog steeds een actieve deelnemer. De ex van een actieve deelnemer heeft geen recht op indexering. De ex van een gewezen deelnemer heeft wel recht op indexering als dat tenminste vastgelegd is in de regeling. In feite is er dus sprake van pure discriminatie.
Noot 11.06.2020 14.49: Zie ook: Wet VPS, noot 10.06.2020 14.32
Noot 5: In feite zou het vereveningsdeel als sprake zou zijn van een doorlopende pensioenopbouw op dezelfde wijze geindexeerd moeten worden, als dat het geval is voor gewezen deelnemers. De reden dat hier geen wetgeving voor geformuleerd is, zal wel in het feit liggen dat het absoluut onduidelijk is wie dat dan zou moeten betalen.
Alleen voor deelnemers die meedoen aan een geïndexeerde middelloonregeling ligt de zaak anders. De opgebouwde aanspraken worden hier immers geindexeerd! Het is dan ook niet meer dan juist dat het vereveningsdeel navenant aangepast wordt.
Indexering voor scheidingen uitgesproken tot 1 mei 1995
Voor gewezen (en dus ook ingegane) deelnemers is de liggende jurisprudentie duidelijk. Als de opgebouwde aanspraken geindexeerd worden, dient het vereveningsdeel eveneens geindexeerd te worden.
Voor actieve deelnemers ligt de zaak echter totaal anders. In het Boon van Loon arrest wordt alleen gesproken over het delen van het pensioenvermogen op het moment van scheiding. In het hier boven al vermelde arrest (ECLI:NL:HR:2006:AW6163) heeft de Hoge Raad echter aangegeven dat indexering van het te verrekenen pensioen geheel in lijn is met het Boon van Loon arrest.
Het gaat hier wel om de indexering van de al opgebouwde aanspraken.
Voor actieve deelnemers die meedoen aan een geïndexeerde middelloonregeling worden de opgebouwde aanspraken geïndexeerd. Als dat het geval is, dient ook hier het te verrekenen pensioen geïndexeerd te worden.
Er is geen jurisprudentie bekend die aangeeft, dat ingeval van eindloonregelingen, en dus alleen als sprake is van een actieve deelneming, het te verrekenen pensioen eveneens geindexeerd zou moeten worden.
Noot 6: Toch zijn er (grote) pensioenuitvoerders die vinden dat ze op de stoel van onze wetgever moeten gaan zitten en van mening zijn dat het te verrekenen pensioen, zolang de deelnemer actief is, aangepast zou moeten worden aan de loontrend zoals deze van toepassing is in de bijbehorende bedrijfstak, als sprake is van een eindloonregeling.
Pensioenuitvoerders die dat doen:
ABP
Pensioenfonds Haskoning DHV
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Bouwnijverheid
Rabobank Pensioenfonds
Het ABP heeft op 18 juni 2019 aangegeven dat ze degene wiens pensioen moet worden verdeeld, zien als een gewezen deelnemer. In de ABP-wet die gold tot de privatisering per 1 januari 1996 is dit niet omschreven. Er is dus geen wettelijke onderbouwing voor! De indexatie van het te verrekenen pensioen wordt onttrokken aan de opbouw van het pensioen eerst opgebouwd na de datum scheiding!!! Het ABP geeft aan deze indexering alleen toe te passen als de deelnemer daarom vraagt. Het te verrekenen pensioen wordt geïndexeerd met dezelfde percentages als waarmee het pensioen van gewezen deelenemers geïndexeerd wordt.
NB. Het is naar mijn mening twijfelachtig, of het ABP hier zich altijd aangehouden heeft. Er zijn dossiers in mijn bezit, waarbij te verrekenen aanspraken toch geïndexeerd zijn ook al was daar niet om gevraagd.
Noot 11.06.2020 15.04: In een brief aan de heer V van 25.03.2020 geeft het ABP het volgende aan: Als ABP een verzoek om een CWB-opgave ontvangt, dan beschouwen wij degene die het pensioen heeft opgebouwd als 'gewezen' deelnemer (slaper). Hier zoeken wij ook aansluiting bij de Wet VPS: 'De hoogte van het te verdelen pensioen wordt bepaald alsof op het tijdstip van de scheiding de deelname beëindigd zou zijn'. Ongeacht het feit dat de feitelijke pensioenopbouw ná de datum van echtscheiding mogelijk wordt voortgezet. ABP kan ook niet anders. De ex-partner van de pensioenopbouwer heeft immers geen recht op het pensioen dat na de scheidingsdatum is opgebouwd. Dit betekent dat de CWB-aanspraak wordt berekend overeenkomstig de methodiek die geldt voor de 'regulier slapers-aanspraak, óók wat betreft indexatie.
Noot 11.06.2020 15.50: Op 18 juni 2019 geeft het ABP aan, dat de indexering alleen toegepast wordt, als de deelnemer daarom vraagt.
Eerst vanaf 1 januari 2000 was het wettelijk verplicht voor actieve deelnemers om het backservicepensioen direct af te financieren als het pensioengevend salaris steeg. Tot 1 januari 2000 had je wettelijk wel recht op het volledige backservicepensioen, maar hoefde dat nog niet volledig afgefiancierd te zijn *3)
De stijging van het pensioengevend salaris leidt er op het moment van wijziging toe dat als de hieruit voortvloeiende aanspraken tegen premie weggezet werden dit niet direct leidde tot een verhoogde premievrije aanspraak. Dat zou eerst het geval geweest zijn als de premie zou zijn volgestort en dat is dus eerst op de einddatum van de premiebetaling.
Als de te verrekenen aanspraak wel met het percentage van de loontrend verhoogd wordt, leidt deze verhoging tot een aanspraak die in mindering wordt gebracht op het pensioen opgebouwd na de datum scheiding.
Noot 5: Even afgezien van het feit of ik het er nu wel of niet mee eens ben, dat het te verrekenen pensioen geindexeerd wordt met de loontrend, is het ten ene malen onjuist dat 100% van de loontrend toegepast wordt. Het pensioen stijgt immers met maximaal 70% van het pensioengevend salaris. Als de verhoging van het salaris door het toepassen van de loontrend even hoog zou zijn als de stijging van de franchise en het pensioengevend salaris dus niet stijgt, stijgen de aanspraken van de deelnemer dus ook niet. Het druist op dat moment tegen alle redelijkheid in om het te verrekenen pensioen dan wel te indexeren. Het te verrekenen pensioen stijgt, terwijl de totale aanspraak inclusief het te verrekenen pensioen gelijk blijft! Met andere woorden: er zou ook rekening gehouden moeten worden met de stijging van de franchise.
Door wie wordt de indexering eigenlijk betaald?
Naar mijn mening heeft rechtbank s'Gravenhage hier in ieder geval onvoldoende over nagedacht. En dat geldt in feite ook voor onze wetgever! Als de premie voor wijzigingen in de pensioengrondslag of verhoging van de opgebouwde aanspraken na de datum scheiding aan het prive vermogen van de verzekerde onttrokken wordt, zou dat niet mogen leiden tot indexatie van te verevenen of te verrekenen aanspraken.
Bij een eindloontoezegging wordt de pensioenaanspraak vastgesteld op basis van de pensioengrondslag per 1/1 van het jaar waarin de deelnemer met pensioen gaat. Onze belastingwetgeving staat dus toe dat pensioengrondslagwijzigingen per 1/1 van enig jaar geldend zijn als zou de pensioengrondslagwijziging ingegaan zijn op het moment dat de deelnemer in dienst kwam. In feite betekent dat dus ook een verhoging van de pensioengrondslag vanaf datum huwelijk tot datum scheiding. De verhoging van die aanspraken wordt echter gefinancierd uit vermogen na de scheiding.
Onze belastingwetgeving staat ook toe dat wanneer in het verleden te weinig pensioen opgebouwd is, dit pensioen alsnog opgebouwd mag worden als daarvoor (fiscaal) de ruimte aanwezig is. Of nu sprake is geweest van een middelloonregeling, eindloonregeling of een beschikbaar premiesysteem, in al deze gevallen mag dat pensioen alsnog gerepareerd worden. Financiering van deze verhogingen komt dus uit vermogen na de scheiding. In al deze gevallen kan dus sprake zijn van reparatie van pensioenaanspraken over de huwelijkse jaren.
Naar mijn mening kan alleen sprake zijn van indexering van het te verrekenen of te verevenen pensioen als de financiering van deze aanspraken voortvloeit uit de renteopbrengsten of rendement uit beleggingen gebaseerd op het pensioenvermogen opgebouwd of geacht wordt te zijn opgebouwd in de huwelijkse jaren (achterstand in de financiering, dus backservice).
En uiteraard als indexering toegekend wordt over het premievrij opgebouwde pensioen.
Reparatie van pensioen na de datum scheiding over diensttijd tot de datum scheiding kan nimmer toegerekend worden aan het huwelijksvermogen tot de datum scheiding. Is te zot voor woorden als dit toch gebeurd!!!!!!
Indexaties Bedrijfs(tak)pensioenfondsen : Zie Pensioenweetjes (vanaf pagina 9). Mocht uw Bedrijfs(tak)pensioenfonds er niet tussen staan, neemt u dan contact met mij op, misschien kan ik u helpen.
Notes *):
*1) Een uitzondering op deze regel is de geïndexeerde middelloonregeling (o.a ABP vanaf 1 januari 2004)
*2) Ingang voor pensioenfondsen 1 januari 2008. Voor verzekeraars 1 januari 2009.
*3) Ingeval van uitdiensttreding of waardeoverdracht is dit al vanaf
1 augustus 1987 verplicht
*4)
Hier kon dispensatie voor worden verleend tot 1 januari 2000 in de vorm van uitstelfinanciering. Dit kon alleen toegepast worden, als dit in het pensioenreglement was opgenomen. Een aantal grote tot zeer grote werkgevers en/of pensioenuitvoerders heeft tot 1 januari 2010 uitstelfinanciering mogen toepassen! Als sprake was van waardeoverdracht diende het pensioen wel eerst volledig afgefinancierd te worden voordat de waarde overgedragen kon worden naar de nieuwe pensioenuitvoerder! En natuurlijk als sprake was van overlijden!
Laatstelijk aangepast : 11 juni 2020
Terug naar PensioenScheiden of naar Open Brief 2015.10.10