-------------------------------------------------------------------
26 augustus 2022
Mail PensioenScheiden aan Ombudsman Pensioenen
Geachte Ombudsman Pensioenen,
Hetgeen u onderstaand aangeeft is natuurlijk juist, het gaat om het te verrekenen pensioen tussen ex-partners. Formeel staat de pensioenuitvoerder buiten de pensioenverrekening. Dat is uiteraard een zaak tussen beide ex-partners. Alleen daar ging het hier niet om. Het gaat om de opgave van het te verrekenen pensioen. En deze kan alleen vervaardigd worden door een pensioenverzekeraar. En dat dient te gebeuren op basis van pensioenreglement van toepassing op de datum scheiding, de wetgeving op het moment van scheiden en op basis van de juiste actuariële uitgangspunten op het moment van scheiden, waarbij de pensioenuitvoerders zich mede dient te houden aan de liggende arresten van de Hoge Raad.
Nogmaals u geeft expliciet aan dat het nog steeds zou gaan over de directe eenmalige verdeling van de huwelijksgemeenschap in de boedelscheiding. En dat is pertinent niet juist. Als niet gekozen wordt voor de directe verdeling in de vorm van een eenmalige verrekening in de boedelscheiding wordt daarmee automatisch gekozen worden voor de periodieke verrekening op de pensioendatum.
Ik neem aan dat u weet, dat het Boon/van Loon-arrest in feite de basis is geweest voor de Wet Verevening Pensioenrechten wegens scheiding. Onder de Wet VPS gaat het ook om verrekening van pensioen en daar heeft u dus ook geen formele positie in op grond van uw reglement?
U neemt geen afstand van uw eigen uitspraak, u rectificeert uw eigen uitspraak niet. Kennelijk bent u van mening dat u gelijk heeft. Dan neem ik ook aan, dat u er geen probleem mee heeft als ik dat publiceer!
De transparantie waar u het over heeft, had er 29 jaar geleden al moeten zijn. Een beetje laat omdat nu eerst te doen. U verwacht toch niet dat als er een uitspraak van de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars komt, als die er al komt, elke opgave die fout vervaardigde is kenbaar wordt gemaakt aan de betrokken partners?
Misschien handig om te onderzoeken waarom PME en/of PMT gestopt is met het vervaardigen van de opgave van het te verrekenen pensioen. Ik wens u veel wijsheid toe in uw functie als Ombudsman Pensioenen.
Met vriendelijke groet,
Peter Jung
--------------------------------------------------------------------------------------------
23 augustus 2022
Mail van Ombudsman Pensioenen aan PensioenScheiden
Geachte heer Jung,
Uw brief van 15 augustus jl. heb ik gelezen. Ik blijf van mening dat het bij Boon van Loon berekeningen gaat om verrekeningen tussen beide voormalige echtelieden en dat ik daar als Ombudsman Pensioenen geen formele positie in heb op grond van mijn reglement.
Anderzijds begrijp ik het maatschappelijk belang van meer transparantie over de gebruikte uitgangspunten bij dergelijke service berekeningen door pensioenuitvoerders. Ik heb daarom (al voor ontvangst van uw brief van 15 augustus 2022) besloten dit onderwerp op de agenda te zetten voor het komende overleg met pensioenkoepels (Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars). Wellicht kunnen de pensioenkoepels komen met onderbouwde guidance inzake dit onderwerp voor hun leden.
Uiteraard bespreek ik dit vraagstuk in zijn algemeenheid, dus zonder de namen te noemen van klager, adviseur of de pensioenuitvoerder.
Met vriendelijke groet,
Ombudsman Pensioenen
------------------------------------------------------------------------------
15 augustus 2022 Brief PensioenScheiden aan Ombudsman Pensioenen
Betreft: Reactie op brief ABP 12 mei 2022 en uw brief van 30 juni 2022 aan ABP met betrekking tot het te verrekenen pensioen van toepassing op
scheidingen vanaf november 1981 tot en met 30 april 1995.
Geachte Ombudsman,
Ik neem aan dat u volledig staat achter uw brief van 30 juni 2022 aan het ABP en uw brief van 30 juni 2022 aan PensioenScheiden. Dan zult u er ongetwijfeld geen probleem mee hebben als ik overga tot het publiceren van deze brief en/of de inhoud kenbaar maak aan instanties.
Ik ben het gekonkel en het gemanipuleer van het ABP zat. Bij het doorlezen van de correspondentie tussen u en het ABP bekruipt mij het gevoel dat de door het ABP gegeven antwoorden zich alle in de kantlijn bevinden.
Voor de goede orde, deze brief gaat niet over een specifiek dossier, maar meer over de wijze waarop het Instituut Ombudsman Pensioenen reageert. Als ik me niet vergis, wordt de Ombudsman Pensioenen betaald door de gezamenlijke pensioenverzekeraars. Ik verwacht van de Ombudsman Pensioenen dat hij/zij zich desalniettemin toch onafhankelijk opstelt en dat hij kennis van zaken heeft en geeft. De Ombudsman Pensioenen moet zich realiseren dat zijn antwoorden leidend kunnen zijn in rechtszaken. Ook pensioenuitvoerders verwijzen naar de uitspraken van de Ombudsman Pensioenen.
In alle dossiers die ik tot dusver aangeboden heb aan het Instituut Ombudsman Pensioenen heeft de Ombudsman, als het er echt op aankwam, verwezen naar de rechtspraak. Een keiharde uitspraak heeft het Instituut nimmer gedaan. Als sprake is van een nieuwe Ombudsman probeer ik het opnieuw. De komende weken krijgt u een aantal nieuwe dossiers voor uw kiezen.
Waarom? Omdat onder meer het nieuwe pensioenstelsel eraan komt. En als het ABP overgegaan is tot het nieuwe pensioenstelsel alle fouten die gemaakt zijn tot dat moment onder het tapijt geschoven worden, zoals ze ook gedaan hebben bij de privatisering van het ABP met ingang van 1 januari 1996.
Het ABP heeft zijn klachtenprocedures inmiddels zo uitgebreid dat de doorlooptijd ettelijke maanden in beslag neemt, voordat ik me tot u kan wenden. Na de Klacht volgt de Beslissing op Bezwaar en voordat ik me tot u kan wenden volgt er ook nog een beroepsprocedure. Eerst door drie leden van de commissie die eens in de twee maanden bij elkaar komen en als deze het niet met elkaar eens zijn, ook nog een keer door de voltallige commissie.
Blz. 2 Brief PensioenScheiden aan Ombudsman Pensioenen 15 augustus 2022
Uit alle gevoerde rechtszaken kwam naar voren dat ik het gelijk aan mijn kant had en heb. Ook hier is sprake van enorme doorlooptijden van jaren, voordat het tot een rechtszaak komt zijn de advocaten van beide partijen maanden bezig elkaars gelijk te betwisten. En dan hebben we ook nog zo iets als Corona gehad, waardoor rechtszaken tot in den treure uitgesteld werden. En laten we vooral de vormfouten niet vergeten die advocaten maken in pensioenzaken, omdat ze of de kennis hebben of juist niet hebben.
Het is uitermate triest om dat vast te stellen. Als het Instituut Ombudsman Pensioenen zijn huiswerk goed had uitgevoerd waren de rechtszaken niet nodig geweest. En had dat betrokkenen duizenden euro’s kunnen besparen.
In de brief van 12 mei 2022 geeft het ABP aan dat zij van mening is dat de verstrekte opgave niet onjuist is. Wat zegt het ABP nu eigenlijk? Dus ook niet juist?
Iets verder op in de brief geeft het ABP aan dat de opgave naar hun mening recht doet aan de belangen van beide ex-partners. Dat ik van mening ben dat aan de opgave andere uitgangspunten ten grondslag moeten worden gelegd, niet betekent dat de opgave niet juist is.
Het ABP draait in feite om de hete brij heen. De opgave is of juist of niet juist! Maar dat durft het ABP niet te vermelden.
In het arrest staat duidelijk omschreven dat als niet gekozen wordt voor de eenmalige verrekening in de boedelscheiding, daarmee automatisch gekozen wordt voor de periodieke pensioenverrekening op de pensioendatum. We hebben het hier over scheidingen van voor 1 mei 1995. We hebben het dus niet meer over de directe verdeling van de huwelijksgemeenschap in de boedelscheiding.
Het ABP geeft echter aan dat ze blijven uitgaan van een vermogensrechtelijke verdeling. Dat is dus een gepasseerd station!
We hebben het op het moment dat de opgave aangevraagd wordt, alleen nog maar over een pure pensioenberekening van een aansprakensysteem (eindloon). De op het moment van scheiding aanwezige waarde kan alleen op dat moment omgezet worden naar de juiste te verrekenen pensioenaanspraak. Het ABP heeft dat tot om en nabij 2000 ook altijd gedaan. (zie: Brief aan ABP 01.07.2020) Het ABP is nimmer ingegaan op de vraag waarom ze vanaf om en nabij het jaar 2000 besloten hebben om over te gaan op een andere rekenmethodiek.
Ik neem over: “Door uit te gaan van de sterftetafels op het moment van de aanvraag, wordt pensioen verrekend dat vermogensrechtelijk eerst is ontstaan na de scheidingsdatum” Dit moment is immers het moment waarop partijen de opgebouwde aanspraken met elkaar gaan verrekenen.
De opgebouwde aanspraken worden op dat moment niet met elkaar verrekend, maar de waarde die op dat moment tegenover die aanspraken staat! NB. Dus op datum boedelscheiding en daarna gewoon niet meer!
Blz. 3 Brief PensioenScheiden aan Ombudsman Pensioenen 15 augustus 2022
Als een pensioenuitvoerder overgaat op andere sterftetafels worden de opgebouwde aanspraken niet geconverteerd naar de nieuwe sterftetafels. Die gaan met gesloten beurs over. Als je de nieuwe sterftetafels toch zou loslaten op de oude aanspraken, zoals het ABP dat dus doet, dan ontstaat in één keer een hele andere verdeling.
Doordat mensen langer leven en dus minder snel dood gaan wordt het ouderdomspensioen in één keer fors duurder en het nabestaandenpensioen in één keer een stuk goedkoper. Resultaat, een vrouwelijke deelnemer moet veelal meer dan 100% van het pensioen opgebouwd op de datum scheiding overdragen aan de ex-partner. Voor een mannelijke deelnemer gebeurt dat minder snel, maar kan toch oplopen tot ruim meer dan 50% van de opgebouwde aanspraken op het moment van scheiding en dat wordt ruim minder dan 50% als rekening gehouden wordt met het Bijzonder Nabestaandenpensioen wat ultimo 1995 is vastgesteld (zie onderstaand).
Hier ligt dus een arrest van de Hoge Raad voor dat aangeeft dat er nooit meer verrekend kan worden dan 50% van de opgebouwde aanspraken op het moment van scheiding! Het ABP heeft zich hier nog nooit aan gehouden!
Ik heb met actuarissen van gedachten gewisseld over de door het ABP vervaardigde opgaven. Deze geven zonder uitzondering aan dat als de berekening niet op de datum scheiding uitgevoerd wordt, de wijze waarop het ABP de opgaven vervaardigd actuarieel fout is.
De opgave van de hoogte van het te verrekenen pensioen is alleen op de datum scheiding juist, zo wordt aangegeven. De actuaris van het ABP hierop aangesproken. Tot op heden is de actuaris van het ABP niet ingegaan op de gestelde vraag.
Ik neem over: Voor de berekening van de voorwaardelijke uitkering blijft ABP immers uitgaan van de aanspraken die zijn opgebouwd tot aan het einde van het huwelijk.
Ook dat is weer een opmerking in de kantlijn. Die opmerking wordt door het ABP niet voor niets gemaakt. Het ABP heeft namelijk een afgrijselijke fout gemaakt rond de privatisering van het ABP door alle nabestaandenpensioenen op basis van de dienstjaren tot datum scheiding aan te passen op basis van salaris ultimo 1995, waarbij rekening gehouden is met zowel de initiële als de carrière stijgingen in het salaris. Hieruit blijkt overigens dat de aanspraken van het bijzonder nabestaandenpensioen niet zijn geïndexeerd, maar op een andere wijze zijn aangepast dan het ABP altijd aangegeven heeft. Het ABP heeft daarmee een schandaal veroorzaakt dat minstens net zo erg is als de toeslagaffaire. De gemaakte fout heeft vergaande consequenties voor alle ex-partners van deelnemers, maar ook voor de partner als de deelnemer opnieuw in het huwelijk getreden is. Want door deze fout wordt het nabestaandenpensioen van de nieuwe partner te laag vastgesteld.
E.e.a. is veroorzaakt door een onbegrijpelijke begripsverwarring. In de Abp-wet zoals deze van toepassing was op 21 december 1995 (Stb. 638) staat namelijk vermeld dat onder Bijzonder Nabestaandenpensioen verstaan wordt het nabestaandenpensioen wat toekomt aan de partner van een ongehuwd samenwonende deelnemer.
Zie bijlage: Bladzijde 4 van de Abp-wet na de laatste aanpassing van de Abp -wet voor de privatisering.
Noot PensioenScheiden 24.08.2023 15.25: Deze afgrijselijke fout is wettelijk overigens met de Wet Privatisering ABP van 1 januari 1996 alsnog geaccordeerd voor deelnemers die op 31 december 1995 nog daadwerkelijk actief waren. Met haar brief van 21 december 2022 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken verklaart dat onze wetgever er niet voor gekozen heeft de berekeningswijze van het Bijzonder Nabestaandenpensioen (BNP) vanaf 1 januari 1996 tot ultimo 2003 op basis van de WPA voort te zetten. Dus aanpassing van het BNP op basis van de dienstjaren tot datum scheiding op basis van het pensioengevend inkomen ultimo 2003
Noot PensioenScheiden 24.08.2023 15.40: Ook de begripsverwarring wordt uitgelegd in de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken. Des te raadselachtiger is het feit dat de aanpassing van het BNP niet geaccordeerd is voor deelnemers (ambtenaren) die voor 31 december 1995 uit dienst getreden zjn.
Noot PensioenScheiden 24.08.2023 15.50: Omdat het NP eerst op het moment van overlijden berekend wordt, zijn alle wijzigingen die op het BNP worden doorgevoerd ook van invloed op de vaststellling van het NP van de nieuwe partner
Blz.
4 Brief PensioenScheiden aan Ombudsman Pensioenen 15 augustus 2022
In de overgangsbepalingen werd onder Bijzonder Nabestaandenpensioen in één keer iets heel anders verstaan, namelijk het nabestaandenpensioen van een gescheiden deelnemer. Door deze misser zijn in één keer alle nabestaandenpensioenen tot de
datum scheiding (dus alle scheidingen vanaf november 1981 tot 1 mei 1995) ten opzichte van medio 1995 drastisch verhoogd. Ik denk dat het ABP wel degelijk hiervan op de hoogte is, maar dat vooralsnog niet wil toegeven.
Een jaarlijkse opgave zoals vastgelegd in de Pensioen- en Spaarfondsenwet en zoals vastgelegd in de Pensioenwet heeft het ABP vanaf de privatisering mondjesmaat verstrekt en zelfs nu heeft het ABP haar administratie nog steeds niet op orde.
Als je onder MijnABP zoekt naar het opgebouwde nabestaandenpensioen, dan geeft de site aan, dat het nabestaandenpensioen tot nader order niet zichtbaar gemaakt kan worden en dat je maar telefonisch contact moet opnemen met het ABP.
Ik neem over: “Ook ten aanzien van de indexaties gaat het ABP niet voorbij aan het arrest van de Hoge Raad”.
Ook dat is een opmerking in de marge. De opgebouwde aanspraken van een actief betalende deelnemer werden tot 1 januari 2004 wettelijk niet geïndexeerd.
Ik neem over: Bij de bepaling van de omvang van de tijdens het huwelijk opgebouwde rechten, gaat het in het arrest Boon/van Loon volgens de Hoge Raad namelijk om de voor de toekomst opgebouwde rechten. ABP leest hierin dat alle aanpassingen/indexaties van de aanspraken die uit de ABP-wet en het pensioenreglement voortvloeien, moeten doorwerken in de voorwaardelijke uitkeringen.
Het ABP voegt in de brief van 12 mei 2022 ineens toe dat ook de aanpassingen meegenomen moeten worden naast de indexaties zonder te verklaren welke aanpassingen ze precies bedoelen.
Voor de goede orde, ik ben dat volledig met het ABP eens als ze zouden indexeren zoals in het arrest omschreven staat. Alleen dat doen ze niet. Ze hebben altijd verklaard dat als een deelnemer van de echt scheidt, ze deze deelnemer zien als zijnde een gewezen deelnemer en het te verrekenen pensioen dus ook indexeren op basis van de indexaties die gelden voor een gewezen deelnemer. Dit zijn geen regels die in de Abp-wet voorkomen noch in de PSW, noch in de pensioenwet, noch in de Wet VPS.
Het ABP past dit dus op eigen titel toe, is nogmaals, niet in de Abp-wet opgenomen. Nu blijkt opeens dat het nabestaandenpensioen van een gescheiden deelnemer tot
1 januari 2004 helemaal niet is geïndexeerd, maar tot het moment van scheiding domweg in één keer aangepast is op basis van eindloon ultimo 1995 (of ultimo 2003). Kortom het ABP draait opnieuw, net zoals het hun uitkomt en in feite alleen op het moment dat deze aanpassingen boven water komen. Als dit door mij niet opgemerkt was, dan had het ABP dat kennelijk onder water gehouden.
Dat vind ik bijzonder kwalijk!
Blz. 4 Brief PensioenScheiden aan Ombudsman Pensioenen 15 augustus 2022
Het ABP vermeld niet voor niets het woordje “aanpassing” in deze brief.
Zie brief 12 januari 2022. en het antwoord van het ABP op 22 april 2022.
Het gaat hier om de aanpassing van het salaris ultimo 1995 die naar de mening van het ABP niet meegenomen zou moeten worden in de Boon/van loon berekening.
Het ABP heeft zich op het moment dat ze de brief van 12 januari ontvingen gerealiseerd dat er iets niet helemaal goed is gegaan. Hiermee heeft het ABP zich dus flink vergaloppeerd.
In het Burgerlijk Wetboek 3 artikel 178 1e lid staat vermeld dat te allen tijde verdeling van een gemeenschappelijk goed gevorderd kan worden. Door het nabestaandenpensioen te blijven aanpassen na datum scheiding op basis van alle initíële- en carrière salarisverhogingen tot ultimo 2003, heeft het ABP een bijna onmogelijke situatie in het leven geroepen voor deelnemers die op het moment van scheiding een opgave van het ABP gehad hebben op basis van de tarieven en dus de waarde op het moment van scheiding.
De aanpassing van het nabestaandenpensioen op basis van de dienstjaren tot de datum scheiding kan gerekend worden tot de huwelijkse opbouw en dienst dus alsnog verrekend te worden. Hier gaat het zonder meer om pensioenopbouw na de datum scheiding. Een fout van jewelste die alleen opgelost kan worden, door alle nabestaandenpensioen alsnog te corrigeren.
Het ABP geeft echter zoals altijd het geval is aan, dat zij van mening zijn geen fout gemaakt te hebben. Als zij geen fout gemaakt hebben, dan zijn alle door het ABP gemaakte opgaven van het te verrekenen pensioen vervaardigd na 1 januari 1996 foutief.
In plaats van de door het ABP aangegeven indexering vanaf datum scheiding had rekening gehouden moeten worden met het tot ultimo december 1995 opgebouwde Bijzondere Nabestaandenpensioen. En met het tot ultimo 2003 opgebouwde Bijzondere Nabestaandenpensioen.
En na 1 januari 2004 met de toename van het Bijzonder Nabestaandenpensioen als gevolg van indexering.
Het ABP blijft hameren op het punt dat ze uitgaan van de aanspraken op het moment van scheiding (wordt 7x door ze opgemerkt), maar nogmaals het gaat om de waarde op het moment van scheiding en die kan alleen vastgesteld worden op het moment van scheiding zodat de waarde in de boedelscheiding verrekend had kunnen worden.
En zoals al eerder opgemerkt in de brief : Dat is een gepasseerd station!
Vervolgens blijft het ABP herhalen dat het om een vermogensrechtelijke verdeling gaat die op het terrein ligt van het vermogensrecht, omdat daarmee waardes uit een gemeenschap worden verdeeld. Ja, maar alleen op het moment van de boedelscheiding.
Blz. 5 Brief PensioenScheiden aan Ombudsman Pensioenen 15 augustus 2022
Er zijn overigens vele pensioenuitvoerders die altijd goed gerekend hebben, dus op basis van de juiste tarieven en de toegezegde aanspraken op het moment van scheiding, dus ook rekening houdend met de aanspraken als deze op het moment van scheiding nog niet gefinancierd waren.
In 2019 verklaarde het Pensioenfonds van de Grafische Bedrijven het actuarieel met mij eens te zijn en vanaf die datum de opgaven weer te verstrekken op basis van de op het moment van scheiding geldende tarieven.
Ik neem over: Tot slot merkt ABP op dat al jarenlang op dezelfde wijze opgaven zijn verstrekt, die in lijn liggen met het vermelde arrest Boon/van Loon. Dat ABP de laatste 22 jaren actuarieel foutieve opgaven heeft verstrekt, kan het ABP niet volgen. Daarbij wijst het ABP er nogmaals op dat deelnemers die opgaven niet hoeven te volgen.
Als het ABP een correcte uitleg had verstrekt, dus welke aanspraken, welke tarieven en gewezen had op de van toepassing zijnde arresten van de Hoge Raad dan had ik daar nog enigszins in kunnen komen.
ABP onderbouwt zijn opgaven sedert lange tijd niet meer voor mannelijke deelnemers, alleen voor vrouwelijke deelnemers en dan nog houden ze geen rekening met het arrest van de Hoge Raad dat matigt tot 50% van de opgebouwde aanspraken op het moment van scheiding. Dat kunnen de vrouwelijke deelnemers ook niet zien, want het ABP verstrekt deze opgave eerst op basis van de geïndexeerde aanspraken op het moment van de aanvraag. Mannelijke deelnemers kunnen niets zien!
En als het ABP niets uitlegt, hoe kan een vrouwelijke deelnemer dan weten dat ze geen pensioen met haar ex hoef te verrekenen dat 50% van het pensioen op de datum scheiding te boven gaat.
Als het ABP niet matigt tot 50% van het opgebouwde ouderdomspensioen worden ten onrechte door het ABP indexaties toegekend aan pensioen wat niet in aanmerking kwam voor verrekening.
Het ABP blijft zich voortdurend kronkelen in allerlei bochten om niet te hoeven over te gaan tot correctie van enerzijds alle door het ABP vervaardigde opgaven van het te verrekenen pensioen, anderzijds niet te hoeven overgaan tot correctie van alle door het ABP vastgestelde nabestaandenpensioenen voor gescheiden deelnemers.
En let wel, elke wijziging van het nabestaandenpensioen van een gescheiden deelnemer tot 1 mei 1995, wordt op het nabestaandenpensioen van een weer in het huwelijk getreden deelnemer na de datum scheiding in mindering gebracht. Tot op heden heeft het ABP dit nimmer gecommuniceerd met al haar deelnemers.
Blz. 5 Brief PensioenScheiden aan Ombudsman Pensioenen 15 augustus 2022
Werknemers van het ABP verklaren dat het ABP volgens de AVG niet gerechtigd is om het Bijzonder nabestaandenpensioen zichtbaar te maken op het jaarlijkse Uniforme Pensioenoverzicht wat de deelnemer krijgt. Als dat niet gebeurt kan de deelnemer niet vaststellen of het nabestaandenpensioen van zijn huidige partner juist is vastgesteld.
Door alle gemaakte fouten vanaf het moment van scheiding tot en met heden heeft het ABP haar hand overspeeld. Het ABP zou zich moeten schamen over de wijze waarop ze met haar eigen deelnemers omgaat.
Van u, als Ombudsman Pensioenen verwacht ik, na boven gegeven uitleg dat u overgaat tot rectificatie van uw brieven van 30 juni 2022, in ieder geval naar het ABP toe.
Ik verneem binnen twee weken graag een genuanceerde reactie van u. Daarna vervolg ik het uitrollen van het gehele dossier.
Met vriendelijke groet,
P.G.J. Jung
PensioenScheiden
------------------------------------------------------------------------------
Stichting Pensioenfonds ABP
T.a.v. de materiedeskundige van het ABP
Den Haag, 30 juni 2022
Oude Lindenstraat 70
6411 EJ HEERLEN
van: Ombudsman Pensioenen
Betreft: OP 21-0045
Geachte materiedeskundige,
Dank voor uw uitgebreide reactie van 12 mei 2022 op mijn mail van 21 februari 2022
In mijn brief van vandaag aan de heer Jung kunt u lezen dat ik als Ombudsman Pensioenen niet bevoegd ben te oordelen over de (on)juistheid van de door u in het kader van pensioenverrekening verstrekte opgave van pensioenaanspraken die tot het einde huwelijk zijn opgebouwd. Een vordering tot pensioenverrekening op basis van Boon/Van loon arrest betreft immers een vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijksgoederengemeenschap bij echtscheiding. Bij geschillen over pensioenverrekening is de civiele rechter exclusief bevoegd.
Noot PensioenScheiden 14.09.2022 17.10: Is de Ombudsman Pensioenen ervan op de hoogte dat als niet gekozen wordt voor de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijksgoederengemeenschap bij echtscheiding dat uit het Boon/Van Loon-arrest blijkt dat dan automatisch gekozen wordt voor de voorwaardelijke uitkering op de pensioendatum van de ambtenaar?
Noot PensioenScheiden 14.09.2022 17.19: Of zou de Ombudsman Pensioenen op de hoogte zijn van het feit dat het ABP met ingang van
1 januari 1996 (en/of ultimo 2003) het Bijzonder Nabestaandenpensioen op basis van de berekeningsgrondslagen 1995 (of ultimo 2003), dus inclusief alle initiële en carriere stijgingen op basis van de dienstjaren tot datum scheiding heeft aangepast, waardoor in feite alle Boon/van Loon opgaven verstrekt door het ABP na 1 januari 1996 foutief verstrekt zijn? Het ABP had immers rekening moeten houden met de hoogte van het aangepaste Bijzondere Nabestaandenpensioen, in de door haar verstrekte opgaven, zoals dat aangepast is op basis van artikel 15 van de Wet privatisering ABP!
Met vriendelijke groet,
Ombudsman Pensioenen
---------------------------------------------------------------------------------
Laatstelijk aangepast: 24 augustus 2023
Terug naar Index PensioenScheiden
Terug naar PutABP mbt tot NP en BNP en te verrekenen pensioen