Naast Dossier ABP, treft u onderstaand ook de pleitaantekeningen van het betrokken advocatenkantoor aan en het vonnis van Rechtbank Noord-Holland van 1 juli 2020!

Dossier ABP - ABP in de beklaagdenbank?

Op 5 september 2018 heeft de heer R (de man)de hulp ingeroepen van PensioenScheiden. De man geeft aan, dat aan hem bekend is, dat het ABP foutief rekent en/of geen rekening houdt met de matiging van 50% van de opgebouwde aanspraken op het moment van scheiding!

PensioenScheiden heeft voor de man een berekening vervaardigd van het te verrekenen pensioen, waarbij rekening is gehouden met de door het ABP gehanteerde tarieven. Daarnaast heeft PensioenScheiden rekening gehouden met alle wettelijke indexaties. De ex-partner van de man is niet akkoord gegaan met de berekening van PensioenScheiden en heeft de hulp ingeroepen van een advocatenkantoor. Vrijdag 19.06.2020 heeft er een rechtszitting plaatsgevonden in de Rechtbank in Haarlem. De uitspraak van de rechtbank tart alle vormen van eerlijkheid, billijkheid en druist recht tegen alle arresten en wetgeving in. De basis van de uitspraak lijkt te liggen in de door het ABP verstrekte opgaven van het te verrekenen pensioen, die zonder meer foutief vervaardigd zijn. In de aanloop naar de rechtszaak is uit alle macht geprobeerd het ABP te overtuigen dat 1 of meerdere opgaven van het ABP niet juist waren.

Op 28 mei 1975 traden de vrouw en de man in het huwelijk. Op 25.06.1993 werd de echtscheiding ingeschreven in de registers van de Burgerlijke stand. Als gevolg van de scheiding maakt de vrouw aanspraak op een gedeelte van het pensioen van de man. De man was sinds 17 augustus 1970 werkzaam bij een werkgever, die onder het ABP viel.

Doordat sprake was van een scheiding van voor 1 mei 1995, geld het Boon/van loon arrest. 50% van de waarde van de opgebouwde aanspraken tot het moment van scheiding, inclusief de waarde van de aanspraken opgebouwd tijdens de voorhuwelijkse periode, komen voor verdeling in aanmerking. Hierop wordt in mindering gebracht, de waarde van het Bijzonder Nabestaandenpensioen. Het Bijzonder Nabestaandenpensioen is namenlijk al eigendom van de vrouw.

Op 7 november 2000 verzoekt de man aan het ABP om een opgave te verstrekken van het te verrekenen pensioen op de datum scheiding. Gedateerd 24 november 2000 verstrekt het ABP de volgende opgave:

Ouderdomspensioen (OP) gehuwd hfl 21.942,47 CW hfl 079.936,42 factor 3,643    
Ouderdomspensioen ongehuwd hfl 25.932,94 CW hfl 024.117,63 factor 0,93    
Nabestaandenpensioen (NP) hfl 15.953,58 CW hfl 048.355,30 factor 3,031    
Totaal   CW hfl 152.409,35      
  50% CW hfl 076.204,68      
Af: Waarde nabestaandenpensioen   CW hfl 048.355,30      
Te verrekenen ouderdomspensioen resteert CW hfl 027.849,38 op twee levens factor 3,643 hfl 7.644,63

Waarvan is het ABP uitgegaan: Rekening is gehouden met een rekenrente van 4% en van de sterftetafel Gehele Bevolking mannen en Gehele bevolking vrouwen in de periode 1990 en 1995.

Noot PensioenScheiden 05.07.2020 10.42: Door het ABP wordt ten onrechte rekening gehouden met de sterftetafels 1990-1995. Rekening had gehouden moeten worden met de op dat moment van toepassing zijnde sterftetafels 1985-1990!

In de brief van 24.11.2000 wordt verder aangegeven door het ABP dat de pensioenen regelmatig worden aangepast aan de gemiddelde salarisstijgingen bij het onderwijs en de (semi-)overheid. U kunt met uw ex-partner afspreken dat de waarde wordt aangepast tot uw 65e.

ECLI:NL:HR:2006:AW6163, Hoge Raad, C05/134HR - 06.10.2006
Het hof oordeelde dat de man het volledig geindexeerde ouderdomspensioen ontvangt, inclusief het deel dat voor de vrouw bestemd is, derhalve de indexering over het deel dat krachtens de overeenkomst aan de vrouw toekomt, aan de vrouw moet afdragen, geheel in lijn is met het arrest Boon van Loon.

Noot PensioenScheiden 05.07.2020 13.09: Eerst in 2006 sprak de Hoge Raad uit, dat het wel zo eerlijk was, dat als de opgebouwde aanspraken verhoogd werden, het te verrekenen pensioen in de zelfde mate aangepast wordt. Tot dat moment kon het te verrekenen pensioen alleen geindexeerd worden als beide ex-partners dat uitdrukkelijk waren overeengekomen en dus in het convenant vastgelegd hadden. In dit dossier was door beide ex-partners geen indexatie overeengekomen.

Noot PensioenScheiden 05.07.2020 17.31: In Nederland was dit ook gemeengoed bij elke "gewone" werkgever. De werkgever deed een pensioentoezegging aan de werknemer en bracht deze onder bij een commerciële verzekeraar. Het moest allemaal zo goedkoop mogelijk. Indexering was zelden onderwerp van gesprek. Bij de verplichte Bedrijfs(tak)pensioenfondsen en in feite zou je het ABP ook onder die noemer kunnen scharen, lag dat anders. Indexering was en is helemaal niet zo vanzelfsprekend. Hele grote groepen werknemers hebben hun hele leven nimmer kunnen genieten van een geïndexeerd pensioen, behoudens de indexatie van de AOW!

Noot PensioenScheiden 05.07.2020 13.28: Tot 1 januari 2004 was bij het ABP sprake van een eindloonregeling. Eén van de kenmerken van een eindloonregeling is dat er niet ook nog eens geïndexeerd wordt. Vanaf 1 januari 2004 was sprake van een geïndexeerde middelloonregeling, dus eerst vanaf deze datum had het te verrekenen pensioen geïndexeerd kunnen worden.

Opgave 7 november 2000: Omrekening van guldens naar euro's

OP gehuwd € 9.957,06 CW € 45.533,63 factor 4,573    
OP ongehuwd € 1.810,74 CW € 01.684,04 factor 0,93    
NP € 7.239,41 CW € 21.942,68 factor 3,031    
Totaal   CW € 69.160,35      
  50% CW € 34.580,18      
Af: Waarde NP   CW € 21.942,68      
Te verrekenen OP resteert CW € 12.637,50 op twee levens factor 3,643 € 3.468,98
      op één leven factor 4,573 € 2.763,50

Noot Pensioenscheiden 05.07.2020 10.45: Een OP is een uitkering op 1 leven. Het bedrag wordt immers alleen uitgekeerd aan de man, zolang de man in leven is! Het arrest geeft echter aan, door aan de pensioengerechtigde echtgenoot een voorwaardelijke uitkering op te leggen, die aan het leven van beide echtgenoten gebonden is. Uit bovenstaande berekening blijkt dan ook dat de vrouw al € 705,48 per jaar meer ontvangt, dan ze op basis van de te verrekenen waarde had moeten ontvangen.

Op 24 november 2012 ontvangt de man een opgave van het ABP waaruit blijkt dat de voorwaardelijke uitkering over de hele periode gestegen is tot € 9.235,08 per jaar.

Op 9 april 2018 verstrekt het ABP opnieuw een opgave aan de man. Vanaf de AOW-leeftijd van de man maakt de vrouw nu aanspraak op een voorwaardelijk pensioen van € 9.834,41. Dit bedrag zou inclusief alle indexaties zijn tot 9 april 2018.

Noot PensioenScheiden 05.07.2020 12.55:
In beide opgaves wordt zowel door de man als door het ABP niet opgemerkt dat het te verrekenen bedrag gestegen is van € 3.468,98 tot € 9.235,08 per jaar en van € 9.235,08 tot € 9.834,41 per jaar!

Noot PensioenScheiden 05.07.2020 13.01: Door het ABP wordt vermeld dat de vrouw vanaf de AOW-leeftijd van de man aanspraak maakt op dit pensioen. De AOW-leeftijd van de man wordt echter niet daadwerkelijk weergegeven. In 2018 was dat overigens de 66-jarige leeftijd ( Bron: Pensioenmemo 2018 van Wolters Kluwer).

Op 12 oktober 2018 verstrekt het ABP aan PensioenScheiden de volgende opgave op het moment van scheiding ( 25 juni 1993):

Ouderdomspensioen gehuwd € 8.890,27
Ongehuwdenpensioen € 1.616,74
Bijzonder Nabestaandenpensioen € 6.463,76

Noot PensioenScheiden 27.07.2020 12.04: Eerst met haar brief van 12.10.2018 doet het ABP opgave van de daadwerkelijk opgebouwde premievrije aanspraken op het moment van scheiding. Uit deze opgave blijkt dat het ABP in de opgave van 24.11.2000 al rekening gehouden heeft met indexaties vanaf datum scheiding tot en met datum berekening. Dit wordt niet vermeld door het ABP, laat staan dat vermeld wordt met wat voor soort indexaties het ABP rekening heeft gehouden!

Op 25.10.2018 geeft de man aan op 01.06 2018 en 25.06.2018 een gesprek gehad te hebben met de vrouw en aan haar het laatste overzicht van het ABP van 09.04.2018 overhandigd te hebben. De vrouw heeft in dat gesprek aangegeven het bedrag van € 7.332,95 aan te houden. De man vraagt zich af of hij verplicht is dat bedrag te indexeren.

Noot PensioenScheiden 05.07.2020 15.32: Het bedrag ad € 7.332,95 is de vastgestelde voorwaardelijke uitkering over de huwelijkse periode, zoals vastgelegd in de brief van 09.04.2018. Inclusief indexaties tot 09.04.2018 bedraagt dit bedrag € 7.808,84, uit te keren vanaf de AOW-leeftijd.

Noot PensioenScheiden 05.07.2020 19.13: Uit de brief van 07.11.2000, blijkt niet dat de man gevraagd heeft aan het ABP een opgave te verstrekken waarbij rekening gehouden moet worden met wat voor indexatie dan ook. Doordat vastgesteld is, dat de opgave van 24.11.2000 niet juist was, niet meer gekeken naar die hoge uitkomsten. De brief van 12.10.2018 is als basis genomen voor alle verdere berekeningen.

Op 31.10.2018 verstrekt PensioenScheiden de volgende opgave aan de man

OPgehuwd € 8.890,27 CW 40.655,20 factor 4,573    
OPongehuwd € 1.616,74 CW 01.503,57 factor 0,93    
BNP € 6.463,76 CW 19.591,66 factor 3,031    
  totaal CW 61.750,43      
  50% CW 30.875,21      
Af: Waarde BNP   CW 19.591,66      
Te verrekenen OP resteert   CW 11.283,55 op twee levens factor 4,573-0,93 = 3,643 € 3.097,32
Indexaties vanaf 01.01.2004 tot heden         € 3.390,25
Uitstel OP tot 1 december 2018       1,095 € 3.712,32

Omdat de man de opgave van 09.04.2018 al aan de vrouw had overhandigd, aan de man aangegeven dat het niet verstandig zou zijn om uit te gaan van de juiste tarieven op de datum scheiding. De gehanteerde tarieven van het ABP leken redelijk, daarom de tarieven van het ABP gehanteerd zoals vermeld in de brief van 24.11.2000.

Op 11.01.2019 laat de vrouw weten niet akkoord te gaan met de vervaardigde opgave. Ze heeft Dynamo Advies ingeschakeld. Dit adviesbureau geeft aan de vrouw aan, dat verrekening van het wettelijk recht op basis van de waarde van vandaag de dag dient plaats te vinden. Dynamo adviseert de uitkomst van de opgave van de pensioenuitvoerder bij voorbaat te accepteren. De discussie over de hoogte van dit pensioen is niet nodig en niet zinvol. De pensioenuitvoerder is heel goed in staat de verevening van pensioenrechten bij scheiding goed uit te rekenen. Temeer daar zij worden gecontroleerd door de actuaris en door de accountant. Geeft aan dat in de stukken rekening is gehouden met oude grondslagen en rentevoeten, welke niet meer actueel zijn en vandaag de dag niet meer toepasbaar. De rechter zou de rekenwijze aan de geldende wetgeving en naar redelijkheid en billijkheid vaststellen. Beide echtlieden krijgen dat wat volgens de wet door pensioenuitvoerders is vastgesteld. Te overwegen, zo gaat Dynamo Advies verder, is om over te gaan tot conversie!

Noot PensioenScheiden 5 juli 2020 19.28: Zou Dynamo Advies weten hoe het Boon/van Loon arrest werkt? Kennelijk niet!

Op 15.01.2019 geef ik aan de man aan zich te wenden tot Mr. K. Dekker van Kortman Advocaten. In de mail geef ik aan dat als hij de knuppel in het hoenderhok gaat gooien, niet meer uit te gaan van de tarieven die het ABP gehanteerd heeft, maar uit te gaan van de tarieven zoals deze op het tijdstip van scheiding golden bij het ABP. De man vraagt zich af, of de rechter dan de berekening van het ABP gaat toetsen!
Geef aan de man aan, dat zijn advocaat de rechter dient te overtuigen een nieuwe opgave te laten vervaardigen op basis van de juiste uitgangspunten. Praktisch zou zijn een rechtszaak te beginnen tegen het ABP. Nu is sprake van een omgekeerde wereld. De vrouw gaat over tot een rechtszaak. Het ABP is daarin geen partij. Als het ABP op verzoek van de rechter niet wenst over te gaan tot het vervaardigen van een andere opgave, wat dan? Alsnog een rechtszaak tegen het ABP? Geef aan daar voorstander van te zijn. Vraag me af, of afwachten verstandig is!

De man vraagt zich af, of het ABP kan weigeren een berekening te leveren. Vraagt zich af of er rechterlijke uitspraken bekend zij, waarbij het ABP een nieuwe berekening heeft geleverd. Of is hij de eerste? Of blijft het ABP de zaak gewoon afwijzen en aangeven dat de berekening ook door derden kan worden vervaardig? Heeft een zaak tegen het ABP zin?

Op 20.01.2019 laat ik de man weten, dat het ABP zal weigeren de opgave te vervaardigen. Het ABP zal niet erkennen dat ze vanaf de aanvang al verkeerde opgaven vervaardigen. En ja, het heeft al een aantal keren gespeeld. Geef aan, dat het niet voor niets is, dat het ABP al een aantal jaren geen onderbouwing meer verstrekt! Er zit alleen een risico aan vast. Geef aan de man aan dat het ABP een rechtszaak wat langer kan volhouden dan de man dat kan. En daar zit em nou precies de oneerlijkheid. Je hebt een goeie advocaat nodig, die de juiste argumenten inbrengt, tegen datgene wat de vrouw eist! Want wat jouw vrouw eist is onredelijk en zelfs unfair en zeker als ze op de hoogte is van de hele problematiek die voor iedereen zichtbaar is op de website van PensioenScheiden!

Op 4 februari 2019 laat PensioenScheiden de man weten dat de basis voor alle berekeningen de brief van het ABP is van 12.10.2018. Zoals al eerder aangegeven lijkt het erop dat in de eerder verstrekte opgave al rekening is gehouden met indexeringen tot 24.11.2000 vanaf datum scheiding. Geef aan dat hij er verstandig aan doet, het eerder door mij berekende bedrag maandelijks gewoon te blijven uitkeren.

Op 6 februari 2019 schrijft PensioenScheiden opnieuw het ABP aan. Aan het ABP wordt aangegeven dat de bedragen in de brief van 12.10.2018 lager zijn dan in de brief van 24.11.2000. Gevraagd wordt naar de oorzaak van de stijging. Ook verwezen naar de opgave van 24.01.2012. De voorwaardelijke uitkering zou gestegen zijn met 266,12%. Het lijkt er verdacht veel op, dat het ABP per abuis in haar brief van 24.01.2012 de aanspraken niet heeft omgezet van guldens naar euro's. PensioenScheiden verzoekt het ABP, gebaseerd op de opgave van 12.10.2018 en rekening houdend met alleen de indexeringen, zoals vastgelegd in het arrest van de Hoge Raad van 6 oktober 2006 en rekening houdend met de tarieven zoals deze in 1993 van toepassing waren, een nieuwe onderbouwde opgave te vervaardigen van het te verrekenen pensioen op pensioeningang 65 en dit bedrag vervolgens om te rekenen naar de daadwerkelijke pensioendatum van de man, te weten 26 december 2018.

In haar brief van 21.02.2019 geeft het ABP aan, dat ze weigeren om een nieuwe berekening te vervaardigen, omdat zoals zij zeggen in de opgave van 12.10.2018 specifiek gevraagd is om de ongeïndexeerde waardes op peil 1993 te communiceren. Bevestigd wordt door het ABP dat in de opgave van 24.11.2000 rekening is gehouden met indexeringen vanaf datum scheiding. Vermeld wordt dat het ABP ook de eindloonaanspraken indexeert!

Noot PensioenScheiden 05.07.2020 21.44: ABP geeft dus toe dat in de opgave van 24.11.2000 al rekening is gehouden met indexeringen! In de brief van 24.11.2000 wordt kennelijk bewust niet door het ABP vermeld met welke indexeringen ze rekening hebben gehouden, laat staan dat ze vermelden dat ze met indexeringen hebben rekening gehouden.

Op 27.02.2019 geeft PensioenScheiden aan het ABP aan dat gezien het feit dat het ABP uitdrukkelijk verklaart ook de eindloonaanspraken te indexeren, het ABP verzocht aan te geven waar dit in de ABP-wet staat.

Eerst op 31 mei 2019 geeft het ABP aan dat partijen onderling kunnen afspreken om de waarden uit de opgave op "peil" 24.11.2000 aan te passen. In deze brief geeft het ABP aan, alleen op verzoek een opgave te doen van de geïndexeerde waardes. Bij deze opgaven zo gaat het ABP verder, gaat het ABP uit van de eigen rekenregels en parameters. Dit geldt ook ten aanzien van de wijze waarop de voorwaardelijke uitkering wordt geïndexeerd. Ook hier wordt uitgegaan van door de actuarissen van ABP vastgestelde richtlijnen, welke zijn gebaseerd op de indexatie-bepalingen in de Algemene burgerlijke pensioenwet, respectievelijk het pensioenreglement ABP. Het staat partijen echter vrij om andere berekeningen te maken. Als u (PensioenScheiden) twijfelt aan de juistheid van de door ABP vastgestelde indexatie van de voorwaardelijke uitkering, dan kan ik enkel antwoorden dat het hier niet gaat om een juiste of onjuiste indexatiemethodiek. De door ABP gehanteerde methode van indexatie van de voorwaardelijke uitkering is op basis van door ABP genomen beleidsbesluiten. En zoals gezegd, deze zijn gebaseerd op de bepalingen in de Algemene burgerlijke pensioenwet, respectievelijk het Pensioenreglement ABP. De aan de man verstrekte opgaven, waaronder ook de indexatie-opgaven, zijn op basis van de door ABP voorgestelde wijze van verrekening. Het is derhalve aan partijen zelf om te bepalen of er wordt verrekend op basis van de uitgangspunten van ABP. Dan wel op andere uitgangspunten. Zoals gezegd, uiteindelijk bepalen partijen dit zelf.

Noot PensioenScheiden 05.07.2020 22.24: De man heeft nergens, maar dan ook nergens gevraagd om de voorwaardelijke uitkering te indexeren. Om de wettelijke indexeringen, kan de man niet heen. Het ABP moet zich echter realiseren dat als het tot een rechtszitting komt, de rechter ervan uit zal gaan, dat de door het ABP vervaardigde opgave(n) juist zijn. In dit dossier gebeurt dit ook. Het ABP knoopt willens en wetens haar eigen deelnemer op. Eerst door niet te vermelden dat rekening gehouden is met indexaties, maar ook door een berekening te vervaardigen op basis van de tarieven 1990-1995 in plaats van 1985-1990, zoals op dat moment gebruikelijk was.

Op 12 juni 2019 stuurt PensioenScheiden nogmaals een mail naar het ABP en herhaalt haar vraag op basis van welke richttlijnen het ABP indexeert, zoals door het ABP aangegeven in haar brief van 31 mei 2019. Expliciet wordt nogmaals gevraagd, waar in de ABP-wet en/of het pensioenreglement van het ABP vermeld staat, dat de voorwaardelijk uitkering voor een actieve deelnemer gezien wordt, alsof sprake zou zijn van een gewezen deelnemer?

In haar mail van 18 juni 2019 geeft het ABP aan dat het ABP geen onderscheid maakt als het gaat om indexatie. Indexatie geldt zowel voor deelnemers als voor gewezen deelnemers. Bij de contante waarde berekeningen (Boon/van Loon) ziet ABP degene waarvan het pensioen moet worden verdeeld aan gewezen deelnemer, vanaf de datum van echtscheiding. Vanuit deze "aanname" wordt dan een berekening gemaakt. Met de mogelijkheid om deze voorwaardelijke uitkering ook te indexeren, tot aan het daadwerkelijke moment van pensionering. Maar andermaal, het al dan niet indexeren van de voorwaardelijke uitkering is een keuze die de ex-partners zelf maken. Dit is verder niet aan het ABP. Zowel in de Algemene Burgerlijke pensioenwet, als in het pensioenreglement ABP, vindt u dan ook niets terug over het Boon/van Loon Arrest en de hiermee samenhangende verrekening van pensioen. Dit maakt geen onderdeel uit van de ABP pensioen regelgeving.

Noot PensioenScheiden 05.07.2020 22.56: Uiteindelijk geeft het ABP dus toe, dat er geen wettelijke ondergrond is voor het merendeel van de door het ABP toegepaste indexaties. Maar een aangepaste berekening weigert het ABP tot op heden te vervaardigen!

Onderstaande berekening is vervaardigd op de tarieven 1985-1990. Rekening is gehouden met alle indexeringen vanaf datum scheiding tot en met pensionering. Hieruit blijkt dat zelfs als rekening gehouden wordt met alle indexeringen vanaf datum scheiding, het uiteindelijk te verrekenen bedrag nog lager is dan het te verrekenen bedrag gecommuniceerd met de brief van 31 oktober 2018 (€ 3.712,32) !!!!!!!

OPgehuwd € 8.890,27 CW 29.939,00 factor 3,368    
Opongehuwd € 1.616,74 CW 01.122,00 factor 0,69    
BNP € 6.463,76 CW 17.776,00 factor 2,750    
  totaal CW 48.837,00      
  50% CW 24.418,50      
Af: Waarde BNP   CW 17.776,00      
Te verrekenen Op resteert   CW 06.642,50 op twee levens factor 3,368 - 0,69 = 2,678 € 2.484,00
Indexaties vanaf 25.06.1993       tot 01.12.2018 € 3.359,78
Uitstel OP tot 1 december 2018       1,095 € 3.678,96

In onderstaande berekening wordt alleen rekening gehouden met de wettelijke indexeringen. In feite is onderstaand te verrekenen bedrag het enige juiste bedrag.

Indexatie vanaf 01.01.2004 tot 01.12.2018 € 2.718,92
Uitstel OP tot 1 december 2018 1,095 € 2.977,22

 


2020.06.19 Pleitaantekeningen Advocatenkantoor Quist

Aan Rechtbank Noord-Holland
Zaaknummer: C/15/294357 19/631

Inzake: De vrouw, wonende te Heiloo; Eisers in conventie, gedaagde in reconventie;

Advocaat: mr. L.P. Quist;    tegen

De man, wonende te Velserbroek

Gedaagde in conventie, eiser in reconventie

Advocaat:  mr. C.P.R.M. Dekker

Vooraf:
1. Het ABP gaat uit van een scheidingsdatum op 25.06.1993. De vrouw refereert zich hieraan.

2. De vrouw vordert niet primair/subsidiair, maar gelijktijdige veroordelingen

Inhoudelijk:
3. Op 24.11.2000 heeft het ABP opgave gedaan aan de man en aangegeven dat de vrouw aanspraak kan maken op een bedrag van hfl 7.644,63 bruto per jaar. Hieraan heeft het ABP het navolgende toegevoegd:

Dit bedrag is de waarde op 24.11.2000. De pensioenen worden regelmatig aangepast en de gemiddelde salarisstijging bij het onderwijs en de (semi)-overheid. U kunt met uw ex-partner afspreken dat de waarde wordt aangepast aan uw 65e. U kunt dan het ABP om een aangepaste opgave vragen.

Noot PensioenScheiden 28.07.2020 17.48:  Het ABP heeft zonder dat de man hierom gevraagd heeft en zonder dat dat met ex-partner overeengekomen is, de te verrekenen aanspraak al geïndexeerd.  Met de ex-partner is niet afgesproken dat het te verrekenen bedrag geïndexeerd wordt.

Noot PensioenScheiden 28.07.2020 17.53: U kunt dit met uw partner afspraken en dan het ABP om een aangepaste opgave vragen. Ondanks het feit dat er niets is afgesproken gaat het ABP eigenhandig over tot het indexeren van de aanspraken!

4. Bij brief d.d. 09.04.2018 heeft het ABP opnieuw een waarde-overzicht gestuurd naar de man. Hieruit blijkt dat de uitkering voor de vrouw over de totale periode € 9.834,41 bedraagt. (abusievelijk werd opgave in guldens gedaan. In euro’s blijkt het te gaan om € 4.462,00). Verder meldt het ABP het volgende:

Dit bedrag is bruto per jaar en geïndexeerd tot 09.04.2018. Uw ex-partner kan aanspraak maken op dit bedrag, als u op AOW-leeftijd met pensioen gaat.

Noot PensioenScheiden 28.07.2020 17.56: ook hier speelt het ABP voor eigen rechter en indexeert de te verrekenen aanspraak.

5. Het is de vrouw een raadsel waarom de man meent dat van de brief van 24.11.2000 van het ABP moet worden uitgegaan. Het ABP meldt immers nadrukkelijk dat dit de waarde was op 24.11.2000 en dat pensioenen regelmatig worden aangepast aan het geheel der salarisstijgingen. Vandaar dat dan ook de opgave op 09.04.2018 hoger uitvalt. Het ABP schrijft ook dat dit het bedrag is waar de ex-partner (de vrouw) aanspraak op kan maken wanneer de man op AOW-leeftijd met pensioen gaat.

Noot PensioenScheiden 30.07.2020 09.05: De vrouw suggereert dat voor het vaststellen van het te verrekenen pensioen uitgegaan zou zijn van de brief van 24.11.2000. Kennelijk is ze van mening dat hierin nog geen rekening is gehouden met indexaties. Vandaar dat ze ook verwijst naar de opgave van 09.04.2018, daar wordt immers duidelijk aangegeven dat het ABP rekening gehouden heeft met de indexaties tot dat moment!

6. De vrouw wijst erop dat niet moet worden uitgegaan van de voorwaardelijke uitkering voor de vrouw over de huwelijkse periode zoals die door het ABP eveneens wordt becijferd, omdat in het convenant de gehele periode tot en met datum scheiding is opgenomen dus inclusief de voorhuwelijkse periode.

Noot PensioenScheiden 30.07.2020 09.17: De man heeft aangegeven dat oorspronkelijk is afgesproken dat alleen het pensioen opgebouwd in de huwelijkse periode verrekend zou worden. De man erop gewezen dat ook de voorhuwelijkse periode meegenomen dient te worden. In het convenant wordt dit niet omschreven. Waarom de vrouw deze opmerking maakt is niet duidelijk. Er is immers rekening gehouden in de opgave met alle aanspraken tot datum scheiding.

7. Bij brieven d.d. 12.11.2011 en 24.11.2013 heeft het ABP opgave gedaan van het bijzonder partnerpensioen, Dit pensioen treedt eerst in werking bij overlijden  van de man. Op de scheidingsdatum (25 .06.1993) bedroeg het bijzonder partnerpensioen € 6.463,76 (productie 5). Op 24.11.2013 bedroeg het (geïndexeerde) partnerpensioen echter € 8.834,00 (productie 2). Ook hieruit blijkt dus dat er een flinke indexatie heeft plaatsgevonden waar de vrouw recht op heeft. Deze indexatie geldt logischer wijze ook voor het ouderdomspensioen.

Noot PensioenScheiden 28.07.2020 18.56:  Het Bijzonder Partnerpensioen wordt door het ABP geïndexeerd als zou sprake zijn van een gewezen deelneming. De man is nog steeds actief deelnemer. Indexering van het Bijzonder Partnerpensioen wil dus niet zeggen dat het ouderdomspensioen ook wettelijk geïndexeerd dient te worden

Noot PensioenScheiden 28.07.2020 17.48:  Het ABP heeft zonder dat de man hierom gevraagd heeft en zonder dat dat met ex-partner overeengekomen is, de te verrekenen aanspraak al geïndexeerd.  Met de vrouw is niet afgesproken dat het te verrekenen bedrag geïndexeerd wordt.

8. De vrouw betwist dat bij een Boon/van loon -verdeling het draait om de waarde van de aanspraken, hetgeen de man stelt (punt 16 CvA). Het gaat in casu niet om de waarde, het gaat om de rechten die de man heeft opgebouwd bij het pensioenfonds waarbij wordt verwezen naar artikel 2, vierde gedachtestreepje convenant waarin wordt gesproken over verrekening van de door de man opgebouwde pensioenrechten. Deze uitleg wordt ook gevolgd door het ABP in haar waarde verstrekkingen.

Noot PensioenScheiden 28.07.2020 19.08: Het gaat wel degelijk om de waarde van de aanspraken op de dag van de scheiding.Zie convenant onder 1.i. En zie het Boon/Van loon-arrest waarin dit duidelijk omschreven staat. Waarom merkt de vrouw dit op? Omdat aan haar kennelijk bekend is op welke wijze het ABP heden ten dage de opgaven vervaardigd. Netjes?

9. Er is in het convenant dus aangesloten bij de rechten van de man die zijn geïndexeerd via zijn loonontwikkelingen in de jaren 1993-2004 toen hij eindloon had. Dat is ongeveer 10 jaar en bij een gemiddelde inflatie van 2 jaar kom je dan uit op ruim 20%. De man wenst € 310,- per maand uit te keren, hetgeen wat de vrouw betreft echter € 371,88 per maand dient te zijn. Dit is ook ongeveer die 20% aan indexatie op basis van de algemene loonontwikkeling zoals door het Hof Den Bosch is geoordeeld op 23 .12.2014 (punt 27 e.v. dagvaarding)

Noot PensioenScheiden 28.07.2020 19.18:
In het arrest van 23.12.2014 wordt aansluiting gezocht bij artikel 3 van de Wet VPS – We hebben het hier wel over een pensioenverrekening op basis van het Boon/van Loon-arrest. In de Wet VPS staat omschreven dat het te verevenen pensioen de helft bedraagt van het pensioen als hij op het tijdstip van scheiding de deelneming zou hebben beëindigd. Hieruit vloeit voort dat als sprake is van salariswijzigingen in eindloonregelingen over reeds verstreken dienstjaren geen dienovereenkomstige verhoging plaats vindt van het vereveningsdeel.
Het vereveningsdeel wordt immers afgeleid van het pensioen dat zou moeten worden uitbetaald indien de vereveningsplichtige op het tijdstip van de scheiding de deelneming beëindigd zou hebben.

Noot PensioenScheiden 28 juli 2020 23.05:
Het vereveningsdeel wordt dus ook ingeval van doorlopende pensioenopbouw verhoogd overeenkomstig de verhoging van de premievrije pensioenaanspraken in de sector (bedrijfstak) of onderneming waarin de pensioenregeling geldt.
In de Wet VPS is hier echter geen wetgeving voor geformuleerd. Pensioenverzekeraars weten dan ook niet, hoe ze hier mee om moeten gaan.

Noot PensioenScheiden 28 juli 2020 23.16: Het ABP zoekt ook aansluiting bij de Wet VPS, door te stellen dat ze de deelnemer die van de echt scheidt wat betreft het te verrekenen pensioen als een gewezen deelnemer zien.  Het te verrekenen pensioen wordt vanaf de aanvang van de scheiding verhoogd met de indexeringen die op een gewezen deelnemer van toepassing zijn.

10. De man stelt nu dat de Boon/Van Loon systematiek erop neerkomt dat de volgende berekening moet worden uitgevoerd:
contante waarde ouderdomspensioen -/- contante waarde nabestaandenpensioen waarvan het verschil tussen beide door de helft wordt gedeeld en dient als basis ter verrekening.

11. Voor wat betreft deze redeneertrant geldt dat die afwijkt van de wijze van berekenen zoals ABP die volgt in haar opgaven en zoals die in het convenant is opgenomen en is bedoeld. De vrouw betwist derhalve deze berekeningsmethodiek.

Noot PensioenScheiden 29 juli 2020 10.00: Is dat zo? - Er wordt helemaal niet afgeweken van de methode van het ABP!
[ (OP+WP+OngOP) : 2 ] – WP = te verrekenen waarde

12. De vrouw heeft dan ook naar voren gebracht dat zij in beginsel recht heeft op de helft van de door de man gedurende het huwelijk (alsmede het voorhuwelijks pensioen ogv convenant) tot aan de echtscheiding opgebouwde pensioen. Dit uitgangspunt is thans ook opgenomen in de Wet VPS ( die in deze zaak juridisch weliswaar niet geldt) maar via redelijkheid en billijkheid op de casus wel van toepassing is gezien de in het convenant bedoelde variant die aansluit bij de opgebouwde rechten in plaats van de waarde.  In elk geval voor het stuk indexatie dat via de eindloonsystematiek bij de vrouw dient meegenomen te worden. Door de uitleg die de man aan alles geeft komt de “verkapte” indexatie uit de eindloonperiode dan volledig bij de ,man terecht hetgeen niet redelijk en billijk is.

Noot PensioenScheiden 29.07.2020 10.29:  Zie Noot 28.07.2020 19.18 uur.

13. De stellingen van de man onder punt 19 cva zijn niet relevant nu er naar opgebouwde rechten wordt gekeken en het ABP daar ook vanuit gaat. Bovendien: Het betreft hier alleen nog levenslang ouderdomspensioen en geen ongehuwdenpensioen.

Noot PensioenScheiden 29.07.2020 10.33:
Het ABP voert het Boon/Van Loon-arrest. Of verrekening van de waarde in de boedelscheiding en als daar niet voor gekozen wordt, wordt uit deze waarde teruggerekend naar een periodieke uitkering op de pensioendatum van de man.
En dat is dus hier het geval.

14. Voor wat betreft de berekening die de man uitvoert onder punt 21 van zijn conclusie geldt dat deze in strijd is met de opgave van het ABP en de uitleg van het convenant.

Noot PensioenScheiden 29.07.2020 10.41: De berekening is volledig conform de systematiek van het ABP.

15.De vrouw betwist dat het ABP actuariële factoren zoals die golden per de datum, respectievelijk het moment van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding had moeten hanteren. Hierin wordt immers geen rekening gehouden met toekomstige indexaties van het pensioen die de man wel ontvangt van het ABP zo blijkt immers uit de opgave van 24.11.2000 en die van 12.10.2018. Op die wijze zou de vrouw benadeeld worden.

Noot PensioenScheiden 29.07.2020 10.45:
Het ABP moet volgens het Boon/Van Loon-arrest uitgaan van de waarde op het moment van scheiding. Wat beweert de advocaat nu eigenlijk? Dat in de actuariële factoren rekening gehouden wordt met indexaties?

16. Betwist wordt dat de man hierdoor een groter deel van de waarde van zijn pensioen zou afdragen. De man verliest uit het oog dat de pensioenrechten gemeenschappelijk eigendom van partijen zijn en dat de vrouw aanspraak heeft op de helft van de pensioenrechten van de man.

Noot PensioenScheiden 29.07.2020 10.54: Uit hetgeen de advocaat aandraagt, blijkt dat deze volledig op de hoogte is, hoe het ABP rekent. Ervan uitgaande dat de advocaat verstand heeft van pensioen, zijn de opmerkingen die de advocaat opvoert laakbaar en buiten alle proporties! Geen woorden voor!

17;. De man stelt nog dat een separate indexatie van de opgebouwde pensioenaanspraken in eindloonregeling niet mogelijk is, omdat dit dubbelop zou zijn. De vrouw wijst erop dat dit ook niet van toepassing is in de huidige situatie. Betwist wordt dat het ABP en/of de vrouw rekent met een separate indexatie van de opgebouwde pensioenaanspraken. Bij eindloon is geen sprake van expliciete of separate indexatie. Dat komt omdat de indexatie impliciet of indirect volgt uit het systeem van eindloon. Daarbij wordt een loonstijging als gevolg van inflatie automatisch het in het verleden opgebouwde pensioen verhoogd door de terugwerkende kracht van eindloon (backservice). Dus zit de indexatie over het verleden inbegrepen in de hoge opbouw als gevolg van de loonstijging.

Noot PensioenScheiden 29.07.2020 11.03
:  De advocaat hamert op het begrip indexatie, omdat in het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2006:AW6163, C05/134HR) van 6 oktober 2006 omschreven staat, dat als de man het volledig geïndexeerde ouderdomspensioen ontvangt, dat inclusief het deel is, dat voor de vrouw bestemd is, derhalve de indexering over het deel dat krachtens de overeenkomst aan de vrouw toekomt, aan de vrouw moet afdragen, geheel in lijn is met het arrest Boon/Van Loon.
De advocaat vergeet bewust, dat salarisstijgingen in de letterlijke betekenis van het woord niet beschouwd worden als indexaties.

18. Het is juist dat de vrouw zich op het standpunt stelt dat zij aanspraak kan maken op de pensioenaanspraken die gelegen zijn in de salarisverhogingen na de datum van echtscheiding omdat anders alleen de man de indexatie ontvangt van de tot het huwelijk opgebouwde aanspraken.

Noot PensioenScheiden 29.07.2020 11.19:  Nee. En nog iets anders. Pensioen moet betaald worden. Voor alle salarisverhogingen moeten pensioenpremies afgedragen worden. Deze pensioenpremies betaalt de man of worden geacht te zijn betaald door de man. De vrouw draagt hier niet aan bij.  De man moet dus en de pensioenpremie betalen voor de salarisverhoging en deze vervolgens afdragen aan zijn ex-partner. Hoe krom wil je het hebben!  

19. De vrouw betwist dat bij een Boon/Van Loon berekening het gaat om “uitsluitend” een verrekening van de waarde van de aanspraken. Dit kan wel, maar de andere variant is dat wordt aangesloten bij de opgebouwde aanspraken/rechten. Het gaat in casu juist om een verdeling van de aanspraken. Het staat ook zo in het convenant vermeld en vloeit ook voort uit het Boon/Van Loon-arrest en wordt ook door het ABP gevolgd in haar opgaven.

20. De vrouw  betwist dat partijen met een voorwaardelijke uitkering ‘eigenlijk wel hebben aangegeven dat het te verrekenen deel van de waarde van de aanspraken moet worden aangewend om daarmee een pensioenuitkering te financieren”
Een voorwaardelijke uitkering betekent niet meer of minder dat de uitkering pas van toepassing wordt wanneer de man zijn pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Onder die voorwaarde kunnen de pensioenaanspraken immers worden uitgekeerd. Het heeft echter niets van doen met het feit dat zij zouden hebben aangegeven dat het te verrekenen deel van de waarde van de aanspraak moet worden aangewend om daarmee een pensioenuitkering te financieren.

21. De man stelt verder dat bij een gebruikelijke Boon/Van Loon -verrekening geen verrekening plaatsvindt van de aanspraken die na de echtscheiding zijn opgebouwd. Zulks wordt betwist omdat dit wel een variant is die juridisch kan en ook in het convenant is opgenomen. Op de website van meneer Jung is ook te lezen dat dit vaak voorkomt en pensioenfondsen ook zo uitvoeren. Dat hij het daarmee niet eens is weten we. Hij geeft ook zelf op de site aan dat rechters hem daar helaas niet involgen, maar blijft het kennelijk steeds proberen.

Noot PensioenScheiden 29.07.2020 11.42: De advocaat suggereert dat rechters uitspraken gedaan zouden hebben dat pensioenverzekeraars uit mogen gaan van de tarieven op het moment van aanvraag en dat dus niet zouden moeten doen op basis van de tarieven op het moment van scheiding. De opmerking van de advocaat vind ik laakbaar. Probeert hij de rechter te beïnvloeden? Nee toch!
Tot dusver heeft de advocaat niet aangetoond dat er in Nederland één rechtbank is, die uitgesproken heeft, wat de advocaat suggereert!

22. Voor wat betreft de berekening onder punt 34 en 35 cva geldt dat deze onjuist is. De verkeerde rekenvariant wordt gevolgd en de eindloon indexatie wordt hierdoor gemist.

Noot PensioenScheiden 29.07.2020 13.03: Methodiek ABP wordt volledig gevolgd. Er wordt zelfs rekening gehouden met de actuariële factoren, zoals door het ABP gebruikt in de opgave van 24.11.2000!

23. Aan de eerdere memo’s en de berekeningen van mr Houtekamer (punt 39, 40 cva) kunnen geen rechten worden ontleend. Deze zijn verstrekt in het kader van een te bereiken schikking, welke niet tot stand is gekomen. Derhalve is de opgave van het ABP ad € 4.462,00 per jaar juist en dient gevolgd te worden.

24. Opmerking eindloon
25. Parlementaire geschiedenis Wet VPS
26. Indexatie eindloonperiode

Jurisprudentie:
27. Verder wijst de vrouw nog op een tweetal uitspraken waaruit blijkt dat de indexering van de pensioenuitkering deel uitmaakt van het tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen in een Boon/Van Loon-situatie.

28. Allereerst een uitspraak (ook een Boon/Van Loon-situatie) van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 april 2016 (ECLI:NL:GHARL:2016:3059):

Noot PensioenScheiden 29.07.2020 12.07:
Naast bovengenoemd arrest wordt het arrest van de Hoge Raad aangehaald van 6 oktober 2006. In beide arresten kan ik mij volledig vinden. Het is jammer dat de vrouw geen arrest toevoegt, zoals door de advocaat is gesuggereerd onder punt 21.


VONNIS - In naam van de koning

Rechtbank Noord-Holland

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem

zaaknummer / rolnummer: C/15/294357 / HA ZA 19-631

Vonnis van 1 juli 2020 (bij vervroeging)

in de zaak van

de vrouw
wonende te Heiloo,
eiseres in conventie
verweerster in reconventie
advocaat mr. L.P. Quist te Dordrecht

tegen

de man
wonende te Velserbroek
gedaagde in conventie
eiser in reconventie
advocaat mr. C.P.R.M. Dekker te 's-Gravenhage

Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1. De procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 januari 2020
- het proces-verbaal van comparitie van 19 juni 2020

1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.

2. de feiten

2.1 Partijen zijn voormalig echtelieden. Het huwelijk is op 25 juni 1993 ontbonden door inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand.

2.2 Partijen hebben over de gevolgen van hun echtscheiding afspraken gemaakt in een echtscheidingsconvenant. In dat convenant is onder meer het volgende opgenomen:

1. Scheiding en deling - De gemeenschap van goederen waarin partijen zijn gehuwd omvat:
i. de waarde van de door de man opgebouwde pensioenrechten

2. Aan de vrouw zullen worden toegescheiden: verrekening van de onder 1 sub i genoemde pensioenrechten door middel van een voorwaardelijke uitkering per maand ten laste van de man, ten behoeve van de vrouw. Deze uitkering wordt opeisbaar naar mate de pensioenrechten van de man opeisbaar worden.

2.3 De vrouw heeft het gehele door haar opgebouwde pensioen laten uitkeren in 1981, tijdens het huwelijk van partijen

2.4 In de opgave van het ABP van 24 november 2000 aan de man van de waarde van zijn pensioen, is het volgende vermeld:

Wat zijn uw pensioenaanspraken?

Gedateerd 24 november 2000 verstrekt het ABP de volgende opgave:

Ouderdomspensioen (OP) gehuwd hfl 21.942,47 CW hfl 079.936,42 factor 3,643    
Ouderdomspensioen ongehuwd hfl 25.932,94 CW hfl 024.117,63 factor 0,93    
Nabestaandenpensioen (NP) hfl 15.953,58 CW hfl 048.355,30 factor 3,031    
Totaal   CW hfl 152.409,35      
  50% CW hfl 076.204,68      
Af: Waarde nabestaandenpensioen   CW hfl 048.355,30      
Te verrekenen OP ingang 65 resteert CW hfl 027.849,38 op twee levens factor 3,643 hfl 7.644,63

Noot PensioenScheiden 29.07.2020 14.11: Rechtbank Noord-Holland : In het vonnis is de brief van 24.11.2000 van het ABP bijna exact overgenomen door de rechtbank. Is door mij in de vorm van een tabel hier opgenomen.

2.5. Op 9 april 2018 heeft het ABP op verzoek van de man opnieuw een opgave verstrekt. Hierin is onder meer vermeld:

Op 24 januari 2012 hebben wij u een opgave van de contante waarde bij scheiding toegestuurd. De vastgestelde voorwaardelijke uitkering over de huwelijkse periode bedroeg € 7.332,95 bruto per jaar. Dit bedrag hebben wij geïndexeerd.

Uitkering voor uw ex-partner
De voorwaardelijke uitkering voor uw ex-partner over de totale periode bedraagt nu: € 9.834,41
De voorwaardelijke uitkering voor uw ex-partner over de huwelijkse periode bedraagt nu: € 7.808,84

Dit bedrag is bruto per jaar en geïndexeerd tot 9 april 2018.

2.6 Bij brief van 21 februari 2019 heeft het ABP het volgende meegedeeld aan de heer P.G.J. Jung, de adviseur van de man

Noot PensioenScheiden 29.07.2020: Ik wordt aangemerkt als adviseur. Ik heb mij nimmer als adviseur gepresenteerd. Ik help mensen en ik pretendeer niet meer dan dat.

U hebt op 6 februari ABP een brief gestuurd.

Opgave 24 januari 2012
U geeft aan dat volgens u verzaakt is om de aanspraken van guldens om te rekenen naar euro's. Uw beredenering hierin klopt.

2.7 De man betaalt vanaf 1 december 2018 aan de vrouw een bedrag van € 310,- per maand

Noot PensioenScheiden 29 juli 2020: De pensioendatum van de man is 26 december 2018. De man heeft in de maand december 2018 een pro rata pensioen ontvangen.

3. Het geschil

in conventie

3.1. De vrouw vordert - samengevat- dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad voor recht zal verklaren dat zij gerechtigd is tot de eindloonaanspraken welke de man heeft opgebouwd bij pensioenfonds ABP en de man zal veroordelen maandelijk aan haar een bedrag van € 371,88 te betalen vanaf 1 december 2018 tot het overlijden van de man, voor wat betreft de nog te verschijnen termijnen bij vooruitbetaling te voldoen vóór de eerste dag van iedere maand, te vermeerderen met de wettelijke rente over de reeds verstreken termijnen en te vermeerderen met de eventuele (toekomstige)indexaties, een en ander met veroordeling van de man in de kosten van het geding, de nakosten daaronder begrepen.

3.2. De vrouw legt aan haar vordering ten grondslag dat de man zijn verplichtingen uit de overeenkomst tussen partijen niet volledig nakomt. Zij stelt dat uit de opgave van het ABP van 9 april 2018 blijkt dat aan haar met ingang van 1 december 2018 een bedrag toekomt van € 4.462,66 per jaar, derhalve € 371,88 per maand, terwijl de man haar vanaf 1 december 2018 een bedrag betaald van € 310,- per maand.

Noot PensioenScheiden 29.07.2020 16.04: In de brief van 09.04.2018 wordt vermeld dat de ex-partner aanspraak maakt op dit bedrag als de man op AOW-leeftijd met pensioen gaat. Dit blijkt dus 26 december 2018 te zijn. De man heeft over de maand december 5 dagen aan pensioen ontvangen.

3.3 De man voert verweer.

3.4 Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in reconventie

3.5 De man vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover nodig uitvoerbaar bij voorraad zal bepalen dat hij een het ABP doorgevoerde korting van zijn pensioenrechten in gelijke mate mag toepassen op het door hem aan de vrouw te betalen deel van zijn ouderdomspensioen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van de procedure.

3.6 De man stelt dat als de vrouw dient mee te delen in de indexeringen (upside) dat zij op basis van de redelijkheid en billijkheid ook moet meedelen in eventuele kortingen (negatieve indexeringen) (downside). Hij benadrukt dat eventuele kortingen op zijn pensioenaanspraak ook door partijen gedeeld moeten worden.

3.7. De vrouw voert verweer

3.8. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

in conventie en reconventie

4.1 Gelet op de onderlinge samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze vorderingen gezamenlijk worden behandeld en beoordeeld.

4.2. Partijen verschillen van mening over de hoogte van het bedrag dat de man uit hoofde van pensioenverrekening maandelijks aan de vrouw moet betalen. De man betaalt vanaf 1 december 2018 € 310,- per maand aan de vrouw en volgens de vrouw heeft zij recht op een bedrag van
€ 371,88. Het verschil van mening tussen partijen komt voort uit de vraag of de vrouw moet meedelen in de verhogingen van de pensioenaanspraken van de man uit hoofde van de eindloonregeling die een gevolg zijn van salarisverhogingen die de man in de jaren na de ontbinding van het huwelijk heeft verkregen.

Noot PensioenScheiden 29.07.2020 16.11: Zowel het ABP als de vrouw zoeken aansluiting bij de Wet VPS. In artikel 3 van de Wet VPS staat omschreven dat het te verevenen pensioen de helft bedraagt van het pensioen als de man op het tijdstip van scheiding de deelneming zou hebben beëindigd. Hieruit vloeit voort dat als sprake is van salariswijzigingen in eindloonregelingen over reeds verstreken dienstjaren geen dienovereenkomstige verhoging plaats vindt van het vereveningsdeel. Het ABP heeft verklaart dat als iemand van de echt scheidt zij daarom de deelnemer wat betreft het te verrekenen pensioen beschouwen als een gewezen deelnemer en het te verrekenen pensioen ook verhogen met de indexaties die ook worden toegepast als zou sprake zijn van een gewezen deelnemer.

Uit het arrest van de Hoge Raad van 6 oktober 2006 blijkt echter dat alleen als de opgebouwde aanspraken van de man geïndexeerd worden het niet meer dan logisch is, dat het te verrekenen pensioen ook geindexeerd wordt, en zo geeft de Hoge Raad aan, dit volledig des Boon van Loon is. Het ABP voert echter een tweeslachtig beleid. Het ABP geeft aan dat het aan beide ex-partners is om al dan niet te indexeren. Het ABP heeft ook aangegeven alleen over te gaan tot indexatie als hier expliciet om gevraagd wordt. De man heeft hier nimmer om gevraagd. Uit het convenant blijkt niet dat, anders dan de wettelijke indexaties, door man en vrouw hier afspraken over gemaakt zijn.


In de berekening die ten grondslag ligt aan het te verrekenen pensioen ad € 310,- per maand is alleen rekening gehouden met alle wettelijke indexaties. Ook is rekening gehouden met de actuariële factoren die door het ABP gehanteerd zijn in de opgave van 24.11.2000.

4.3 Partijen zijn gescheiden vóór 1 mei 1995, zodat de pensioenrechten moeten worden verrekend overeenkomstig het arrest van de Hoge Raad van 27 november 1981, NJ 1982/503 (Boon/Van Loon). Dit arrest biedt verschillende mogelijkheden tot verrekening van de pensioenrechten, waaronder het opleggen van een voorwaardelijke uitkering, die aan het leven van beide echtgenoten verbonden in en opeisbaar wordt naarmate de pensioentermijnen opeisbaar worden. Partijen hebben in het door hen opgestelde echtscheidingsconvenant voor die optie gekozen en hebben afgesproken om de door de man opgebouwde pensioenrechten te verdelen en deze te verrekenen door middel van een voorwaardelijke uitkering per maand aan de vrouw ten laste van de man, die opeisbaar wordt naarmate de pensioenrechten van de man opeisbaar worden.

4.4 Het pensioen van de man betreft een eindloonregeling. De man heeft in de jaren na het huwelijk een hoger salaris verkregen en als gevolg van de eindloonregeling zijn bij iedere salarisverhoging ook de reeds vóór die datum opgebouwde aanspraken aangepast, derhalve ook de pensioenrechten die de man had opgebouwd tot de peildatum. Op die wijze zit de indexatie van de pensioenrechten over het verleden inbegrepen in de opbouw als gevolg van de loonstijging en de vraag die partijen verdeeld houdt is of de vrouw in die na de peildatum aangepaste waarde meedeelt of niet.

Noot PensioenScheiden 29.07.2020 15.44: De discsussie in dit dossier over de eindloonregeling is zinloos, omdat het ABP vanaf aanvang gesteld heeft de man als een gewezen deelnemer te beschouwen. Alleen de indexatie voor gewezen deelnemers had toegepast kunnen worden op het te verrekenen pensioen. In dit dossier is iets heel anders aan de hand. Het ABP is bij haar berekening per 24.11.2000 niet uitgegaan van de tarieven zoals deze op het moment van scheiding van kracht waren. In het Boon/Van Loon-arrest wordt duidelijk aangegeven dat de waarde op het moment van scheiding als basis genomen dient te worden. Als een verzekeraar overgaat op andere tarieven, worden de op dat moment opgebouwde rechten met gesloten beurs overgezet naar het nieuwe tarief. Door uit te gaan van het tarief op het moment van aanvraag van de opgave treft de hele berekening scheef. Als uitgegaan was van het juiste tarief en er zou rekening gehouden zijn met alle indexaties vanaf datum scheiding tot en met pensionering dan zou het te verrekenen pensioen vastgesteld zijn op € 3.678,96, is € 306,58 per maand!
Het ABP straft haar eigen deelnemers door niet uit te gaan van het tarief op datum scheiding!.


Noot PensioenScheiden 29.07.2020 18.52: Toch nog een opmerking over eindloon in dit dossier.  De advocaat hamert op het begrip indexatie, omdat hij kennelijk wil rechtvaardigen dat de salarisverhogingen na scheiding ingeval van eindloon ook aan de huwelijkse periode toegeschreven kunnen worden. De advocaat vergeet bewust, dat salarisstijgingen in de letterlijke betekenis van het woord niet beschouwd worden als indexaties. En nog iets anders. Pensioen moet betaald worden. Voor alle salarisverhogingen moeten pensioenpremies afgedragen worden. Deze pensioenpremies betaalt de man of worden geacht te zijn betaald door de man. De vrouw draagt hier niet aan bij.  De man moet dus en de pensioenpremie betalen voor de salarisverhoging en de ïndexatie", die hij zelf niet krijgt, vervolgens afdragen aan zijn ex-partner. Hoe krom wil je het hebben!  

4.5 De bedoeling van indexering van een ouderdomspensioen is dat de hiertoe gerechtigden voor zover mogelijk een welvaartsvast pensioen verkrijgen. Indexering na echtscheiding is met name van belang bij uitgestelde pensioenverrekening. Hiervan is in deze zaak sprake: partijen zijn in 1993 gescheiden en inmiddels is een periode van 27 jaar verstreken. Niet is in geschil dat de pensioenaanspraken van de man een als gevolg van de eindloonregeling geïndexeerd bedrag betreffen.

Noot PensioenScheiden 29.07.2020 19.15: Jawel. Het eindloonverhaal is niet relevant.

4.6 De Hoge Raad heeft in eerdere arresten waarin een pensioenverrekening op basis van zijn arrest Boon/Van Loon aan de orde was, bepaald dat wanneer de verrekening van de pensioenrechten plaatsvindt door het opleggen aan de tot verrekening verplichte echtgenoot van een voorwaardelijke uitkering, die aan het leven van beide echtgenoten is gebonden en opeisbaar wordt naarmate de pensioentermijnen opeisbaar worden, het bedrag van die uitkering dient te worden vastgesteld met inachtneming van de berekening van de goede en kwade kansen die in het voorwaardelijk karakter van de uitkering besloten liggen (ECLI:NL:HR:1983:AC8131). Hieruit volgt dat de vrouw dient mee te delen in de als gevolg van de eindloonregeling geïndexeerde waarde van de pensioenaanspraken van de man opgebouwd tot de peildatum. De man dient derhalve aan de vrouw haar aandeel in dat geïndexeerde bedrag te voldoen (ECLI:NL:HR:2006:AW6163)
De vordering van de vrouw in conventie kan derhalve worden toegewezen.

Noot PensioenScheiden 29.07.2020 19.10: Ja, en zoals omschreven in deze arresten alleen als het gaat om indexeringen over daadwerkelijk opgebouwde aanspraken. En nee, niet als gevolg van salarisstijgingen met terugwerkende kracht over de huwelijkse periode. Het begrip indexering wordt op deze wijze door de rechtbank uit zijn verband gerukt! De Rechtbank moet zich realiseren dat deze uitspraak ook gevolgen zou kunnen hebben, voor pensioencontracten, waarbij eindloon van toepassing is, bij commerciële pensioenverzekeraars, waar indexering van gewezen deelnemers in de meeste gevallen totaal niet aan de orde is.

4.7 De vordering van de man in reconventie ziet feitelijk op de hiervoor in 4.6 genoemde kwade kansen. Nu hiervoor is geoordeeld dat de vrouw dient mee te delen in de 'goede kansen' namelijk de hogere waarde door de eindloonregeling, brengt de redelijkheid en de billijkheid mee dat de vrouw ook dient mee te delen in de kwade kansen en zij, indien de man in de toekomst door het ABP zal worden gekort op zijn pensioenuitkering, ook naar rato van haar aanspraak dient mee te delen in die korting. Immers, want de man niet ontvangt kan hij ook niet delen. De vordering van de man is derhalve toewijsbaar op de wijze als hierna te vermelden.

Noot PensioenScheiden 30 juli 2020 14.43: Een opmerkelijke opmerking van de rechter.De indexering die hier afgedwongen wordt, wordt ook niet door de man ontvangen!

4.8 Partijen vorderen over en weer een proceskostenveroordeling. Partijen zijn voormalig echtelieden. De rechtbank ziet geen aanleiding voor de proceskostenveroordeling af te wijken van de hoofdregel dat tussen (voormalig) echtelieden de proceskosten worden gecompenseerd.

5. De beslissing

De Rechtbank

in conventie

5.1. verklaart voor recht dat de vrouw is gerechtigd tot de eindloonaanspraken welke de man heeft opgebouwd bij het pensioenfonds ABP tot
25 juni 1993

5.2. veroordeelt de man tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 371,88 per maand gerekend vanaf 1 december 2018 tot het overlijden van de man, voor wat betreft de nog te verschijnen termijnen bij vooruitbetaling te voldoen vóór de eerste dag van iedere maand en te vermeerderen met de wettelijke rente telkens over het over die maand (nog) verschuldigde bedrag vanaf de eerste van de daarop volgende maand tot aan de dag der algehele voldoening;

Noot PensioenScheiden 29.07.2020 19.24: De man deelt mee dat hij eerst pensioen ontvangt vanaf 26 december 2018. De man ontvangt het pensioen omstreeks de 25 van elke maand eerst achteraf. Het is dus niet ten rechte dat het bedrag in voren betaald moet worden aan de vrouw.

5.3 bepaalt dat de vrouw dient mee te delen in eventuele toekomstige indexaties door het ABP van de pensioenaanspraken van de man opgebouwd tot 25 juni 1993;

in reconventie

5.4 bepaalt dat de man een door het ABP doorgevoerde korting op zijn pensioenrechten naar rato mag toepassen op het door de man aan de vrouw te betalen deel van zijn ouderdomspensioen;

5.5 verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.6 compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

5.7 wijst af het meer of anders gevorderde.

 

Dit vonnis is gewezen door mr. T en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2020.

 

 

 


Zie ook: Brief naar ABP 01.07.2020 gericht aan de bestuursvoorzitter van het ABP en het hoofd van het Aktuariaat


Laatstelijk aangepast: 24 december 2020