Terug naar PensioenScheiden

Hof Arnhem-Leeuwarden, nr. 200.276.420/01, 2 november 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10238)

Boon/Van Loon bij gemeenschap van vruchten en inkomsten ook van toepassing

In 2019 wijst Rechtbank Noord-Nederland de vordering van de vrouw aan de man om een opgave te verstrekken van de tot het moment van de echtscheiding opgebouwde pensioenaanspraken (inclusief indexeringen) af. Volgens de rechtbank is geen sprake van een algehele gemeenschap van goederen. In hoger beroep oordeelt Hof Arnhem-Leeuwarden dat er een gemeenschap van vruchten en goederen is die ook pensioenrechten kan omvatten. De pensioenrechten moeten, indien die ingevolge huwelijkse voorwaarden tot gemeenschap vruchten en inkomsten behoren, worden verrekend overeenkomstig hetgeen daarover in pensioenarrest Boon-Van Loon is overwogen. De scheiding heeft namelijk plaatsgevonden in de periode gelegen tussen 27 november 1981 en 1 mei 1995.
Het beroep van de man op rechtsverwerking slaagt niet. Het feit dat de vrouw pas 25 jaar na het einde van het huwelijk voor het eerst aanspraak maakt op het pensioen is niet voldoende voor rechtsverwerking. Ook het beroep van de man op redelijkheid en billijkheid slaagt niet.

Hoge Raad 12.11.1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1136 !!!!!!!!!!!
Essentie: Verplichting tot affinanciering backservice pensioen van door faillissementscurator ontslagen werknemer is boedelschuld. Verrekening pensioenrechten bij scheiding en deling huwelijksgemeenschap.

Samenvatting: De verplichting tot verhoging van de premievrije aanspraak van een werknemer op ouderdomspensioen tot het niveau van het evenredig ouderdomspensioen (verplichting tot affinanciering backservice) is ontstaan door de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de curator ten behoeve van de boedel verrichte rechtshandeling. Zij is derhalve boedelschuld. Dit wordt niet anders doordat in de voor de faillietverklaring reeds bestaande rechtsverhouding tussen werkgever, werknemer en pensioenverzeraar besloten lag dat opzegging tot het ontstaan van de verplichting zou leiden.

De verplichting tot affinanciering is geen verbintenis onder opschortende voorwaarde. Dit laat onverlet dat, zo een werknemer in gemeenschap van goederen is gehuwd, de pensioenrechten die hij, eventueel mede wegens een later uitgevoerde affinanciering, geacht moet worden te hebben opgebouwd over de periode voor de ontbinding van deze gemeenschap, als voorwaardelijke vorderingsrechten moeten worden beschouwd die bij de verdeling van de gemeenschap in aanmerking moeten worden genomen (HR 27.11.1981, NJ 1982, 503) Terug naar: PUT

Matiging

19971116 19971119 Hof Den Bosch, NJ 1998/598
19971001 Hof Den Bosch, NJ 1998/599
20020405 HR, NJ 2002/366
Op het punt van matiging van pensioenverrekening trekt de rechtspraak min of meer één lijn. Indien de voorwaardelijke uitkering méér bedraagt dan 50% van het opgebouwde ouderdomspensioen op de datum scheiding, dan wordt de voorwaardelijke uitkering tot 50% van dat ouderdomspensioen gematigd.

20011026 HR, NJ 2001/665
20020405 HR, NJ 2002/366
volgt dat de voorwaardelijke uitkering uit hoofde van pensioenverrekening niet wordt gematigd tot het niveau van het recht op uitbetaling van ouderdomspensioen waartoe toepassing van de Wvps zou hebben geleid.

20000607 RB Leeuwarden, PJ 2001/68 en NJ 2001/72
werd geoordeeld dat in geval van een verdeling in 1986 waarbij pensioenaanspraken niet waren betrokken, de verrekeningsgerechtigde op grond van art. 3:179 lid 2 BW alsnog nadere verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap kon vorderen om tot pensioenverrekening te komen. De wijze van verdeling werd op basis van de redelijkheid en billijkheid aangepast, gezien het lange wachten van de verrekeningsgerechtigde om de vordering tot pensioenverrekening te gelde te maken. Verdeling moest worden gerealiseerd door toekenning van de pensioenrechten aan de verrekeningsplichtige, het bijzonder partnerpensioen aan de verrekeningsgerechtigde en door toekenning van een vordering tot overbedeling van de verrekeningsgerechtigde op de verrekeningsplichtige ter grootte van de helft van het verschil in contante waarde tussen het ouderdomspensioen en het partnerpensioen op de datum van ontbinding van het huwelijk. Ontwikkelingen van die pensioenrechten nadien bleven buiten beschouwing. Daarin kan een vorm van matiging worden gezien, omdat die ontwikkelingen normaliter wel een rol spelen, met name als het indexering betreft.

20010112 HR, PJ 2001/70
Een bijzondere situatie van matiging gericht op het eerlijk laten verlopen van de procedure deed zich voor in deze zaak. In die zaak was verrekening van pensioenrechten op basis van de redelijkheid en billijkheid overeengekomen. Partijen verschilden van mening over de waardeberekening van de pensioenrechten. De verrekeningsgerechtigde kwam in een laat stadium met een alternatieve berekening ten opzichte van de berekening van het uitvoeringsorgaan.
De berekening van het uitvoeringsorgaan werd tot uitgangspunt genomen, omdat de verrekeningsplichtige anders in zijn verdediging zou worden geschaad.

Vrouw heeft de Man eerst ruim na zijn pensioendatum aangesproken

ECLI:NL:RBMNE:2017:1921 Rechtbank Midden Nederland 3 mei 2017
De Man heeft in 2009 de pensioengerechtigde leeftijd bereikt en geniet sindsdien maandelijkse pensioenuitkeringen. De Vrouw heeft gewacht tot 15 februari 2016 voordat zij jegens de Man aanspraak heeft gemaakt op verrekening. Naar het oordeel van de rechtbank brengt deze omstandigheid met zich mee dat de Vrouw niet met terugwerkende kracht voor
15 februari 2016 aanspraak kan maken op aan de man uitgekeerde pensioenrechten.


Pensioenverwerving na scheiding

19830624 HR, NJ 1998/554
De Hoge Raad oordeelde dat met toekomstige opbouw van ouderdomspensioen geen rekening behoeft te worden gehouden daar verdere opbouw zich in de berechte situatie niet voordeed.

19951110 Hof Den Bosch, NJ 1996/542
Het hof oordeelde dat geen recht bestaat op pensioenverrekening van pensioenrechten opgebouwd na scheiding van tafel en bed.

20001020 HR, PJ 2001/69
20001020 HR, PJ 2001/102
Volgt dat geen recht bestaat op verrekening van partnerpensioen waarop na de ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap recht ontstaat.

Tarieven

19910814 Rechtbank Utrecht NJ 1993/796
De rechtbank oordeelde dat bij de berekening van de contante waarde van te verrekenen pensioenen dient te worden uitgegaan van de werkelijke leeftijden van de verrekeningsplichtige en de verrekeningsgerechtigde in plaats van de veronderstelde leeftijden die ten grondslag lagen aan het tarief van de verzekeraar.

19951011 Rechtbank Almelo NJ 1996/62 en PJ 1996/3
Klassieke methode: de overlevingstafels voor mannen en vrouwen of de Uniseksoverlevingstafels
De Rechtbank koos voor een praktische oplossing, de rechtbank oordeelde dat dient te worden gemiddeld tussen de uitkomst van de klassieke methode en de uniseksmethode

Gehuwden- of Ongehuwden AOW

19920306 Hof Den Haag NJ 1992/829
Kwam tot het oordeel dat bij de  waardebepaling van het te verrekenen ouderdomspensioen dient te worden uitgegaan van de AOW voor ongehuwden als franchise, indien het pensioen na echtscheiding op basis van die AOW wordt herrekend.

VUT of vroegpensioen

19970716 Hof Den Bosch NJ 1998/598
Een verrekeningsplichtige die de keuze heeft tussen VUT (geen pensioenverrekening) en vroegpensioen (wel verrekening) kan door de verrekeningsgerechtigde niet worden gedwongen te kiezen voor vroegpensioen.

Het gaat er in deze om of de situatie van de verrekeningsplichtige wordt beoordeeld naar de situatie na scheiding (de verrekeningsplichtige is dan ongehuwd, althans waanneer het echtscheiding betreft, of de situatie voor scheiding (de verrekeningsplichtige is dan gehuwd)

Indexatie

20001020 Hoge Raad PJ 2001/102
Een toeslag vormt onderdeel van het te verrekenen pensioen

20061006 Hoge Raad PJ 2006/546
Bij uitgestelde pensioenverrekening dient rekening gehouden te worden met de door de verrekeningsplichtige te ontvangen indexering. Indien indexering niet uitdrukkelijk wordt uitgesloten, dient deze mede in aanmerking te worden genomen bij het uitvoeren van de pensioenverrekening.

Andere berekening

20011201 Hoge Raad PJ 2001/70
Partijen verschilden van mening over de waardeberekening van de pensioenrechten. De verrekeningsgerechtigde kwam in een laat stadium met een alternatieve berekening ten opzichte van de berekening van het uitvoeringsorgaan. De berekening van het uitvoeringsorgaan werd tot uitgangspunt genomen, omdat de verrekeningsplichtige anders in zijn verdediging zou worden geschaad.

Tafel en Bed

19951110 Hof Den Bosch NJ 1996/542
Er bestaat geen recht op pensioenverrekening van pensioenrechten opgebouwd na scheiding van Tafel en Bed.

Berekening op basis van goede en kwade kansen

19830624 HR, NJ 1984/554
werd specifiek aangegeven op welke wijze pensioenverrekening dient te worden gerealiseerd, wanneer de rechter tot het oordeel komt dat de redelijkheid en billijkheid nopen tot uitgestelde pensioenverrekening (pensioenverrekening door het opleggen van een voorwaardelijke uitkering). De Hoge Raad oordeelde als volgt: – Bij uitgestelde pensioenverrekening dient het bedrag van de voorwaardelijke uitkering te worden vastgesteld op basis van een berekening van de goede en kwade kansen die in het voorwaardelijke karakter van de uitkering liggen besloten; – de aldus berekende uitkering kan worden gematigd, indien deze tot een onevenredig zware last voor de verrekeningsplichtige zou leiden; – bezien moet worden of de aan de verrekeningsplichtige op te leggen voorwaardelijke uitkering op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid op een percentage van het ouderdomspensioen ten laste waarvan de uitkeringen moeten worden voldaan dient te worden vastgesteld, om op die wijze tegemoet te komen aan het bezwaar dat voor de verrekeningsplichtige ontstaat indien zijn pensioen zou dalen. In dit verband diende in de berechte situatie de rekenrente op 0% te worden gesteld in plaats van de gebruikelijke 4% om op die wijze rekening te houden met de welvaartsvastheid van het ouderdomspensioen. Hoewel deze aanpassing van de rekenrente geen rekening houdt met mogelijke stijgingen van het partnerpensioen, was de berekening naar het oordeel van de Hoge Raad gerechtvaardigd om te voorkomen dat het evenwicht tussen de termijnen van het ouderdomspensioen en de daaruit aan de verrekeningsgerechtigde te betalen uitkeringen in ernstige mate verstoord zou kunnen raken.

 

Laatstelijk aangepast: 20 augustus 2021

 

Terug naar PensioenScheiden