Terug naar Index PensioenScheiden
Onderstaand treft u de volgende brieven aan: 19 april 2024, 24 mei 2024, 25 mei 2024, 28 mei 2024 en 3 juni 2024.
Zie ook: ABP -
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
PensioenScheiden 3 juni 2024
P. G. J. Jung
Van Harenstraat 10
8471 JD WOLVEGA
Geschilleninstantie Pensioenfondsen
T.a.v. de
Secretaris Geschilleninstantie Pensioenfondsen
Betreft: Vaststellen Bijzonder Nabestaandenpensioen (BNP) ex-partner en Nabestaandenpensioen (NP) van de huidige partner van
Ambtenaar
Geachte Secretaris,
In vervolg op mijn brieven van 24 mei 2024, 25 mei 2024 en 28 mei 2024 toch nog een laatste brief.
Allereerst het rechtzetten van een foute tekst. Op bladzijde 2 onder het schema van de franchises of inbouw AOW in de brief van 25 mei 2024, heb ik vermeld dat uit de Abp-wet blijkt dat tot 1 januari 1995 altijd sprake is geweest van middelsommen.
1 januari 1995 moet echter 1 januari 1996 zijn en alleen bij de overgang per 1 januari 1996 mocht voor het jaar 1995 uitgegaan worden van de berekeningsgrondslag ultimo 1995, slaat op artikel 15 van de Wet Privatisering ABP (WPA). Betreft overgenomen tekst. In ieder geval geen vaststelling vanaf mijn kant.
Ik heb me lopen afvragen waarom in artikel 15 van de WPA is opgenomen dat de aanspraken op BNP, wiens echtscheiding voor of uiterlijk op de genoemde datum tot stand is gekomen, worden vastgesteld met inachtneming van de berekeningsgrondslag, bedoel in artikel F4 van de Abp-wet, voor het jaar 1995.
In feite staat in artikel 15 van de WPA een volslagen onzinnige tekst. Tenzij het BNP niet slaat op het Nabestaandenpensioen van een gescheiden ambtenaar, maar wel degelijk bedoeld moest worden dat met Bijzonder Nabestaandenpensioen hier het Nabestaandenpensioen van een samenwonende ambtenaar bedoeld wordt.
Boven artikel A5, eerst ingevoegd in de Abp-wet per 21 december 1995 *1) is de tekst “Bijzonder Nabestaandenpensioen” opgenomen. In feite wordt hiermee aangegeven dat het NP voor een samenwonende ambtenaar ook BNP wordt genoemd.
Het benoemen van begrippen zoals in een pensioenreglement altijd gebeurd, was in de Abp-wet niet gebruikelijk. Alleen het begrip “nabestaande” is gedefinieerd in artikel A1. De overige begrippen werden in feite benoemd door die boven het artikel te plaatsen in de Abp-wet.
Waarschijnlijk was het de bedoeling dat het BNP voor een samenwonende ambtenaar alleen bepaald mag worden op de berekeningsgrondslag per 31 december 1995 en niet toegepast mocht worden met terugwerkende kracht tot datum aanvang dienstverband.
Dat zou ook verklaren dat de aanspraken op BNP alleen mochten worden bepaald op basis van de berekeningsgrondslag voor het jaar 1995 als de ambtenaar op 31 december 1995 nog actief deelnemer was en na die datum overheidswerknemer in de zin van deze wet.
Waarom artikel 15 in de WPA als in de Abp-wet opgenomen is dat het BNP na datum scheiding alleen aangepast mag worden aan de algemene bezoldigingswijzingen?
Geeft het ABP daarmee aan dat de Abp-wet tot 1 januari 1996 niet juist uitgevoerd is?
De heren juristen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties hebben in 1995/1996 in feite gezorgd voor een uitermate warrig artikel 15 van de Wet Privatisering ABP dat door de administratieve werknemers van het ABP verkeerd vertaald is.
Het zou in ieder geval verklaren waarom het ABP geen antwoord heeft verstrekt op de vraag hoe het BNP voor ex-partners van ambtenaren gescheiden voor 1 mei 1995 en uit dienst getreden voor 1 januari 1996 wordt bepaald. Dit BNP is kennelijk op de juiste wijze vastgesteld. Of toch niet?
Uit de antwoorden van het ABP blijkt in ieder geval dat het BNP eerst in 1996 met terugwerkende kracht tot datum scheiding voor alle nog actieve ambtenaren op 1 januari 1996 , ten onrechte ultimo 1995 is aangepast aan de berekeningsgrondslag ultimo 1995.
Het betekent ook dat alle indexaties vanaf 1 januari 2004 tot en met heden op een te hoog vastgesteld BNP zijn toegepast.
Of bovenstaande juist is, kan niet worden geverifieerd. Het ABP heeft aangegeven niet in staat te zijn pensioenoverzichten te overleggen waaruit of het één of het ander blijkt. Het ABP heeft verklaard dat in sommige jaren er helemaal geen pensioenoverzichten verstrekt zijn.
Ik verneem van u, hoogachtend,
P.G.J. Jung
PensioenScheiden
*1 - Versie 21.12.1995 volledig in mijn bezit (tekst digitaal beschikbaar)
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
PensioenScheiden 28 mei 2024
P. G. J. Jung
Van Harenstraat 10
8471 JD WOLVEGA
Geschilleninstantie Pensioenfondsen
T.a.v.
Secretaris Geschilleninstantie Pensioenfondsen
Betreft: Vaststellen Bijzonder Nabestaandenpensioen (BNP)
van de ex-partner van de heer Ambtenaar
Geachte Secretaris,
In vervolg op mijn brieven van 24 mei en 25 mei 2024 toch nog een verdere uitleg in vervolg op mijn mail van 24 mei 2024.
Met name een nadere toelichting op onderstaande tekst opgenomen in de brief van
24 mei 2024:
In de Wet Privatisering ABP per 1 januari 1996 is een uitermate vage omschrijving opgenomen waaruit zou blijken dat voor het jaar 1995 uitgegaan mocht worden van de berekeningsgrondslag ultimo 1995. Meer staat er niet. Rekenregels ontbreken. Ten overvloede wordt vermeld in deze wet dat de aanpassing alleen geldt voor ambtenaren actief in dienst per 1 januari 1996. Wat bedoeld wordt, wordt niet omschreven. Indirect wordt daarmee aangegeven dat het BNP voor ambtenaren uit dienst voor 1 januari 1996 niet juist is vastgesteld. Het ABP heeft nimmer gereageerd op de vraag, die talloze malen gesteld is, op welke wijze het BNP vastgesteld is voor ambtenaren die voor 1 januari 1996 het dienstverband verbroken hebben.
Noot PensioenScheiden 01.06.2024 13.38: Je kan ook zeggen dat het BNP voor ambtenaren uit dienst voor 1 januari 1996 wel juist is vastgesteld, wat wil zeggen dat het BNP vanaf datum scheiding alleen aangepast is aan de algemene bezoldigingswijzingen!
Artikel A5 werd eerst toegevoegd in de Abp-wet van 21 december 1995.
Met artikel A5 kon een ongehuwde ambtenaar met terugwerkende kracht
tot 1 juli 1994 de partner waarmee hij samenwoonde aanmelden. Het probleem ontstond toen het ABP besloot om aan het Nabestaandenpensioen (NP) wat toekwam aan een samenwonende ambtenaar ook het begrip NP toe te kennen, in plaats van Partnerpensioen wat gebruikelijk was bij andere pensioenuitvoerders.
In artikel A6 wordt vervolgens aangegeven dat de bepalingen van deze wet voor het NP van overeenkomstige toepassing zijn op het BNP.
In feite creëerde het ABP eind december 1995 daarmee een enorm stuk begripsverwarring door aan te geven dat het nabestaandenpensioen van een samenwonende ambtenaar niet apart benoemd werd.
Voor twee groepen van ambtenaren, zowel de gehuwde als de samenwonende ambtenaar werden de zelfde begrippen gehanteerd in de Abp-wet. In de Wet Privatisering ABP (WPA) ging het daardoor volledig fout.
Noot PensioenScheiden 01.06.2024 13.43: Of was het toch de bedoeling van onze wetgever om het Nabestaandenpensioen voor een samenwonende ambtenaar Bijzonder Nabestaandenpensioen te noemen?
Noot PensioenScheiden 04.07.2024 14.52: De term Nabestaandenpensioen is ooit in de plaats gekomen voor de term Weduwepensioen of Weduwnaarspensioen. De term Partnerpensioen was specifiek bedoeld om aan te geven dat geen sprake was van een geregistreerd partnerschap of huwelijk. De term Partnerpensioen werd alleen gebruikt om aan te geven dat sprake was van samenwonende deelnemers!
Artikel 10 van de WPA heeft het ook alleen over aanpassingen aan algemene bezoldigingswijzingen.
Het lijkt aannemelijk dat de WPA gedeeltelijk verkeerd geredigeerd is. Het lijkt aannemelijk dat artikel 15 van de WPA in feite had moeten slaan op de groep samenwonende ambtenaren en in feite niet sloeg op het BNP van de groep gescheiden ambtenaren.
Een aanvullend argument hiervoor is dat het artikel alleen van toepassing is voor de nog in dienst zijnde ambtenaren.
Nog een aanvullend argument hiervoor is dat in artikel 11 het pensioen nog steeds berekend wordt op basis van de geldende middelsom per 31 december 1995.
Nog een aanvullend argument is dat het BNP nog steeds afgeleid wordt van het
ouderdomspensioen. Alleen het BNP van een samenwonende ambtenaar niet.
Het lijkt er echter verdacht veel op dat artikel 15 in de WPA verkeerd geïnterpreteerd is. Want wat staat er nu eigenlijk: “wiens echtscheiding voor of uiterlijk op de genoemde datum tot stand is gekomen”.
De juristen bij het ABP verantwoordelijk voor de aanmaak van de WPA en het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP en de daarmee samenhangende overgangsbepalingen waren kennelijk niet op de hoogte van de begripsverwarring in de Abp-wet. In de WPA ontbreken nu de overgangsbepalingen voor samenwonende ambtenaren.
Noot PensioenScheiden 02.06.2024 22.25: In de brief van 2 juni 2024 heb ik dit rechtgezet door aan te geven dat de WPA natuurlijk vervaardigd is door de juristen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties.
Ik wil het GIP ook wijze op de discussie die ik met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties over dit onderwerp had. Wat dat betreft wil ik u verwijzen naar de brieven van 30 november 2022 en het antwoord van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties in haar brief van 21 december 2022
Ik gaf aan dat in de Abp-wet boven artikel A5 .1 vermeld staat BNP. Hiermee wordt gesuggereerd dat het NP voor een samenwonende ambtenaar BNP wordt genoemd. De Minister merkt vervolgens op dat dit een foutje zou zijn in de Abp-wet. Is dat zo?
Immers door het toevoegen van de omschrijving BNP valt nu des te harder op dat er geen aparte pensioensoort is toegevoegd is voor het NP van een samenwonende ambtenaar.
Vervolgens geeft de Minister aan dat het ABP haar beleid na 1 januari 1996 niet voortgezet zou hebben. De Minister stelt dat het BNP niet meer de salarisontwikkeling volgt van de gescheiden ambtenaar. Een uiterst dubieuze opmerking van de Minister.
In het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP staat exact hetzelfde vermeld voor aanpassing van het BNP als onder de Abp-wet vermeld staat.
En uit de brief van 10 augustus 2023 blijkt dat het NP vastgesteld is op 5/7 van het ouderdomspensioen op basis van eindloon. En dat het BNP op basis van de dienstjaren tot datum scheiding hiervan is afgeleid!
Dus niks geen indexaties! Hetgeen de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties aangeeft klopt dus niet. Het ABP heeft haar beleid tot 1 januari 2004 ongewijzigd voortgezet.
Het is op het zotte af, dat het BNP voor van de echt gescheiden ambtenaren met terugwerkende kracht tot de jaren tachtig op basis van de dienstjaren tot datum scheiding eerst met ingang van 1 januari 1996 en/of 31 december 2003 aangepast zou zijn aan de berekeningsgrondslag per 31 december 1995 en ultimo 2003.
Noot PensioenScheiden 02.06.2024 22.30: Het gaat in eerste instantie uiteraard alleen om de aanpassing per 1 januari 1996. En dat heeft natuurlijk ook geleid tot de aanpassingen na 1 januari 1996 tot en met ultimo 2003 toe. En niet alleen dat. Ook alle indexaties vanaf
januari 2004 tot en met heden zijn toegepast op een veel te hoog vastgesteld BNP.
Het lijkt mij dat een correctie op zijn plaats is.
Ik verneem van u, hoogachtend,
P.G.J. Jung
PensioenScheiden
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
PensioenScheiden
P. G. J. Jung
Van Harenstraat 10
8471 JD WOLVEGA
Geschillen Instantie Pensioenfondsen Wolvega, 25 mei 2024
T.a.v. de
Secretaris Geschilleninstantie Pensioenfondsen
Betreft: ABP – Vaststellen Nabestaandenpensioen mevrouw Ex-partner,
Geachte heer Secretaris,
De heer Ambtenaar heeft mijn hulp ingeroepen met betrekking tot de vaststelling van het Nabestaandenpensioen (NP) van zijn huidige partner.
De heer Ambtenaar is het niet eens met de hoogte van het NP wat aan zijn huidige partner toekomt als hij onverhoopt komt te overlijden. De heer Ambtenaar stelt dat het Bijzonder Nabestaandenpensioen (BNP) wat als gevolg van zijn scheiding op
14 augustus 1991 aan zijn ex-partner wordt toegekend te hoog is/wordt vastgesteld. Elke wijziging van het BNP wat aan de ex-partner toekomt is van invloed op het NP wat aan de huidige partner toekomt. Dit wordt veroorzaakt doordat het BNP eerst op de datum overlijden van de heer Ambtenaar op het NP wat aan de huidige partner toekomt, in mindering wordt gebracht.
Als het BNP niet juist is vastgesteld, kan het NP nimmer juist vastgesteld zijn.
Waarom het BNP niet juist is vastgesteld!
Abp-wet en/of Brochure Omrekening
Uit de Abp-wet blijkt dat sprake was van 3 pensioenstukken met elk een specifieke vorm van berekening. Zie: Artikel F7.1 – Artikel F7a.1 – Artikel F7aa.1
Tot 1 januari 1986 is gewerkt met de inbouwmethode AOW voor gehuwden en ongehuwden.
Van 1 januari 1986 tot 1 januari 1995 waren er verschillende franchisebedragen voor gehuwd of samenwonend en alleenstaand
Van 1 januari 1995 tot 1 januari 1996 is er gewerkt met een uniforme franchise
En dat wordt ook nog een keer bevestigd door de teksten opgenomen in de brochure Omrekening Pensioen per 1 januari 1996.
Uit deze brochure die vanaf september 1997 aan alle ambtenaren is uitgereikt door de Stichting Pensioenfonds ABP blijkt dat het pensioen opgebouwd tot en met ultimo 1995, in drie stukken uit elkaar viel. In de brochure wordt uitgelegd dat elke wijziging betekende dat er een regeling bijkwam met een eigen berekeningswijze. Eigenlijk hadden veel mensen dan ook niet één pensioen, maar meerdere kleine deelpensioenen, zo wordt in de brochure opgemerkt.
In de brochure wordt gesuggereerd dat het salaris van toepassing in één van de specifiek vermelde bovenstaande periodes nimmer met terugwerkende kracht tot in de daarvoor liggende periodes zou zijn gewijzigd.
Uit de brochure blijkt verder dat op de vermelde salarissen niet de inbouw of franchise gebruikt is, zoals deze van toepassing zou zijn geweest in de betreffende periode maar de bedragen gehanteerd zijn als zou de regeling in de betreffende periode doorgelopen zijn tot en met 31 december 1995, wel gebaseerd op de dienstjaren tot het einde van die periode.
Hfl. Gehuwd AOW Ongehuwd AOW
Aanvang periode 01.10.1974 |
Inbouw einde periode gehuwd |
Inbouw gehanteerd per 31.12.1995 |
Inbouw einde periode ongehuwd |
Inbouw |
01.01.1986(11,25) |
19.889 (1985) |
23.223,00 |
13.938 (1985) |
16.212 |
01.01.1995(9,0) |
33.004 (1994) |
33.175,00 |
23.058 (1994) |
23.159 |
01.01.1996(1,0) |
|
26.500,00 |
|
26.500 |
Euro Gehuwd Ongehuwd
Aanvang periode 01.10.1974 |
Inbouw einde periode gehuwd |
Inbouw gehanteerd per 31.12.1995 |
Inbouw einde periode ongehuwd |
Inbouw |
01.01.1986(11,25) |
9.025,23 |
10.538,14 |
6.324,79 |
7.356,58 |
01.01.1995(9,0) |
14.976,56 |
15.054,16 |
10.463,26 |
10.509,10 |
01.01.1996(1,0) |
|
12.025,18 |
|
12.025,18 |
Uit de Abp-wet blijkt overigens dat tot 1 januari 1995 altijd sprake is geweest van middelsommen en alleen bij de overgang per 1 januari 1996 voor het jaar 1995 uitgegaan mocht worden van de berekeningsgrondslag ultimo 1995.
Noot PensioenScheiden 01.06.2024 13.59: Bovenstaande stond niet in de Abp-wet maar in de WPA in artikel 15 en zou alleen van toepassing geweest zijn op het BNP. Staat hier dus fout! In artikel 11 van de WPA is nog steeds sprake van middelsommen. Er moet dus staan: Uit de Abp-wet blijkt overigens dat tot 1 januari 1996 altijd sprake is geweest van middelsommen.
In feite is sprake van een rookgordijn. In de brochure wordt aangegeven dat sprake is van een drietal periodes met in elke periode een ander salaris en een andere aftrek. In de brochure wordt niet vermeld dat de brutering van de salarissen van het overheidspersoneel die op 1 januari 1995 heeft plaatsgevonden vanwege de invoering van bepaalde werknemerspremies niet mocht doorwerken in de vaststelling van het pensioen over de diensttijd tussen 1 januari 1986 en 1 januari 1995. Hetzelfde gold voor de salarisverhoging met 10% voor het overheidspersoneel per 1 juni 1985.
In artikel H1.1 staat vermeld dat het pensioen van een nabestaande 5/7 bedraagt van het ouderdomspensioen, waarop de ambtenaar recht of uitzicht zou hebben gehad, indien hem met ingang van de dag na die van zijn overlijden ontslag was verleend.
In artikel H5.1 staat vermeld dat voor de berekening van het BNP slechts de diensttijd meetelt tot de datum van de scheiding.
In artikel A8.1 staat vermeld dat het pensioen alleen aangepast wordt aan de algemene bezoldigingswijzigingen.
Het BNP kan dus alleen vastgesteld worden op het moment van scheiding. Immers voor de vaststelling van het BNP kan alleen uitgegaan worden van het ouderdomspensioen waarbij rekening gehouden is met de inbouwmethode AOW voor gehuwden tot 1 januari 1986 en/of het franchisebedrag voor gehuwden tussen
1 januari 1986 en 1 januari 1995.
Er kan dus niet meer uitgegaan worden van het ouderdomspensioen wat vastgesteld wordt als zou sprake zijn van een ongehuwde deelnemer. Hierbij is immers sprake van een geheel andere aftrek!
De heer Ambtenaar heeft aangegeven dat na de scheiding zijn functie tot aan zijn pensionering niet is gewijzigd. Alleen met de initiële stijging van de salarisschaal van betrokkene op het moment van scheiding kan rekening gehouden zijn. Het BNP zou alleen aangepast kunnen zijn aan de algemene bezoldigingswijzigingen na de scheiding. Vaststellen of dit op de juiste wijze is toegepast behoort bij het ABP nauwelijks tot de mogelijkheden. De door het ABP verstrekte informatie in de vorm van een pensioenoverzicht is tot 1 januari 2005 nauwelijks verstrekt.
Wet Privatisering ABP
In artikel 15 van de Wet privatisering (WPA) wordt vermeld dat voor het
jaar 1995 uitgegaan dient te worden van de berekeningsgrondslag 1995 met betrekking tot het BNP.
In artikel 2 van de Wet Privatisering ABP wordt opgemerkt wordt dat de regeling alleen van toepassing is op deelnemers die nog actief werkzaam zijn. In feite een merkwaardige opmerking.
Dit zou immers moeten inhouden dat de brutering van de salarissen per 1 januari 1995 en de salarisverhoging per 1 juni 1985 van 10% correct verwerkt zouden moeten zijn in het pensioen van deelnemers die voor 1 januari 1995 uit dienst getreden zijn.
Noot PensioenScheiden 01.06.2024 14.27: Waarom alleen voor een actieve ambtenaar en niet van toepassing op een ambtenaar die voor 1 januari 1996 het dienstverband verbroken heeft? Alles wijst erop dat het artikel in de WPA had moeten slaan op samenwonende partners en in feite bedoeld was om niet met terugwerkende kracht partnerpensioen toe te kennen tot aanvang van het dienstverband of tot de datum van een eerdere scheiding.
Omrekening
Uit communicatie met het ABP blijkt dat bij de omrekening uitgegaan is van de burgerlijke staat zoals van toepassing per 1 januari 1996. Hetgeen betekende dat als de deelnemer ongehuwd was op die datum alleen rekening werd gehouden met de ongehuwde AOW voor de aanspraakberekening vanaf aanvang verzekering tot
1 januari 1996. Het ouderdomspensioen kan dus nimmer juist vastgesteld zijn. Immers in de periode dat de heer Ambtenaar gehuwd was zou rekening gehouden moeten zijn met de gehuwde AOW. Als de aanspraak tot 1 januari 1996 niet juist vastgesteld is, kunnen de correctiefactoren ook niet juist vastgesteld zijn.
Bijzonder Nabestaandenpensioen
Met betrekking tot het BNP zijn door het ABP de volgende bedragen verstrekt:
03 oktober 2008 - € 6.000,00 per 1 juni 2008 (UPO 2008)
09 februari 2022 - € 3.900,00 per 1 juni 2021 (opgave Boon/van Loon waarbij rekening gehouden met alle indexaties tot 9 februari 2022)
10 augustus 2023 - € 7.000,00 ( beslissing op bezwaar)
BNP op datum scheiding - € 2.600,00
Door ABP opgegeven indexeringen
Met haar brief van 9 februari 2022 geeft het ABP een ouderdomspensioen op van
€ 5.300,00. Nabestaandenpensioen is 5/7 van het ouderdomspensioen is € 3.800,00.
Vermeld wordt echter € 3.900,00 (verschil valt niet te verklaren)
Wanneer ik echter op basis van de door het ABP verstrekte indexeringen met haar brief van 8 mei 2017 terugreken van € 5.366,82 naar 14 augustus 1991 kom ik uit op een bedrag van BNP € 2.676,22 ( 5/7 van 3.746,71) Bijgaand treft u een afschrift van deze opgave aan. In deze opgave is wel rekening gehouden met de na indexatie per
1 januari 2008 van 1,96%.
Indexeringen
Onder de Abp-wet is nergens vastgelegd wat verstaan wordt onder een indexering. Formeel betekent indexering het aanpassen van geldbedragen aan een indexcijfer. In de Abp-wet is vastgelegd dat het pensioen aangepast mag worden aan de algemene bezoldigingswijzigingen. Het BNP, zoals vastgesteld op het moment van scheiding, werd dus waardevast gehouden. Ook dit noemt het ABP dus indexatie.
Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP
In artikel 7.2 .1 van het pensioenreglement staat vermeld dat het pensioen van de partner 5/7 gedeelte bedraagt van de aanspraak dan wel het recht op een ouderdomspensioen.
Indexatie
In artikel 12 van het pensioenreglement wordt vermeld dat het BNP aangepast wordt overeenkomstig de algemene bezoldigingswijzigingen.
Pensioen- en Spaarfondsenwet
Vanaf 1 januari 1996 is het ABP geprivatiseerd en valt als Stichting Pensioenfonds ABP vanaf deze datum volledig onder de Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW).
Stichting Pensioenfonds ABP heeft haar pensioenreglement niet aangepast aan de PSW, in ieder geval niet haar indexeringsbeleid, door vanaf 1 januari 1996 het BNP te blijven aanpassen aan de algemene bezoldigingswijzingen.
Uit de brief van 10 augustus 2023 zou afgeleid kunnen worden dat op basis van de dienstjaren tot datum scheiding het BNP vanaf
1 januari 1996 tot 1 januari 2004 is aangepast aan elke individuele salarisstijging.
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties
In haar brief van 21 december 2022 suggereert de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties dat het ABP het BNP vanaf
1 januari 1996 alleen had mogen aanpassen op basis van indexaties. In feite wordt door de Minister aangegeven dat met ingang van
1 januari 1996 een ander beleid van kracht zou zijn geworden. Deze uitspraak van de Minister is niet juist. Zowel voor als na 1 januari 1996 kon het BNP alleen aangepast worden aan de algemene bezoldingswijzigingen. Het beleid is zowel voor als na 1 januari 1996 niet aangepast.
Opgave indexeringen met brief 8 mei 2017
Naar mijn mening kan nimmer spraken zijn van consistente indexeringen als gevolg van algemene bezoldigingswijzigingen die voor alle ambtenaren hetzelfde zijn. Bij gemeenteambtenaren in tegenstelling tot bijvoorbeeld onderwijsambtenaren en politieambtenaren zullen de algemene bezoldigingswijzingen niet hetzelfde geweest zijn. Toch heeft het ABP meerdere malen aangegeven dat ik in het bezit was van de door het ABP opgegeven indexeringen en dus in staat was om de opgaven vanaf de datum opgave van het ABP tot de datum scheiding terug te rekenen.
Dit had alleen gekund als sprake was geweest van indexeringen voor het waardevast houden van het Bijzonder Nabestaandenpensioen na datum scheiding.
Conclusies
Het BNP is tot 1 januari 2004 op basis van de dienstjaren tot datum scheiding niet aangepast aan de algemene bezoldigingswijzigingen vanaf datum scheiding tot
1 januari 2004, integendeel, het BNP is op basis van de dienstjaren tot datum scheiding tot 1 januari 2004 aangepast aan alle individuele salarisstijgingen ( is dus inclusief alle carrière stijgingen).
Vanaf 1 januari 2004 is het foutief vastgestelde deel van het BNP ten onrechte verhoogd met alle indexeringen. Omdat eerst op de datum overlijden het BNP in mindering gebracht wordt op het NP, kan het NP niet juist vastgesteld zijn.
Het grote manco zowel onder de Abp-wet als onder het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP is dat niet gereglementeerd is hoe het BNP na datum scheiding aangepast wordt aan de algemene bezoldigingswijzigingen.
Het BNP bedraagt zowel voor als na 1 januari 1996 5/7 van het ouderdomspensioen. Na datum scheiding wordt het ouderdomspensioen echter op een heel andere wijze vastgesteld dan voor de datum scheiding. Het BNP kan, ook al wordt aangegeven dat dit alleen gebeurd op basis van de dienstjaren tot de datum scheiding, niet meer afgeleid worden van het ouderdomspensioen.
Het BNP had alleen waardevast gehouden kunnen worden als na de datum scheiding de jaarlijkse waardevermindering van de aanspraken uitgedrukt zou zijn in een percentage indexering. Dit is echter zowel onder de Abp-wet als in het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP niet gereglementeerd.
De omrekening per 1 januari 1996 voor deelnemers die eerder van de echt gescheiden zijn, kan niet juist uitgevoerd zijn. In de omrekening van de aanspraken mist de omrekening van het Nabestaandenpensioen en eigenlijk van het Bijzonder Nabestaandenpensioen. Het Bijzonder Nabestaandenpensioen kan immers niet meer afgeleid worden van het Ouderdomspensioen.
De correctiefactoren voor ongehuwde deelnemers en gehuwde deelnemers per
1 januari 1996 die eerder van de echt gescheiden kunnen niet juist zijn.
Door het ABP kan dus niet beweerd worden dat de omrekening correct is uitgevoerd.
De indexering voor deelnemers die van de echt gescheiden zijn kan niet juist uitgevoerd zijn
Omdat het BNP niet juist is vastgesteld kan het NP voor deelnemers die na de scheiding opnieuw in het huwelijk getreden zijn niet juist zijn vastgesteld.
Wat zou er in ieder geval moeten gebeuren
Het Nabestaandenpensioen wat aan de huidige partner ingeval van een onverhoopt overlijden van de heer Ambtenaar zal gecorrigeerd moeten worden.
In feite geldt dat het nabestaandenpensioen en het Bijzonder Nabestaandenpensioen voor alle deelnemers en overleden deelnemers gecorrigeerd dient te worden.
Voor de goede orde treft u bijgaand een machtiging aan van de heer Ambtenaar.
P.G.J. Jung
PensioenScheiden
Kvk 08056094
Bijlagen:
Bijlage bij brief 8 mei 2017 opgave indexatiefactoren
Excel Sheet berekening met terugwerkende kracht
Brief ABP 28 maart 2024
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
PensioenScheiden
P. G. J. Jung
Van Harenstraat 10
8471 JD WOLVEGA
Geschilleninstantie Pensioenfondsen 24 mei 2024
T.a.v. de
Secretaris Geschilleninstantie Pensioenfondsen
Betreft: mevrouw huidige partner Ambtenaar - vaststellen nabestaandenpensioen
Geachte Secretaris,
Gedateerd 28 maart 2024 ontving ik namens de heer Ambtenaar de Beslissing op Beroep waarin de Commissie van Beroep verklaart dat ABP de Abp-wet juist uitlegt.
Als iemand van de echt scheidt wordt een Nabestaandenpensioen afgesplitst alsof de ambtenaar op dat moment het dienstverband verbroken heeft. In de Abp-wet is
vastgelegd dat dit Nabestaandenpensioen nadien alleen nog aangepast kan worden aan de initiële salarisstijgingen. Tot 1 januari 2004 is dit nabestaandenpensioen op basis van de dienstjaren tot aan de datum scheiding echter aangepast aan alle individuele salarisstijgingen.
Glashard beweert de Commissie van Beroep dat eerst vanaf 1 januari 1996 is vastgelegd dat het Bijzonder Nabestaandenpensioen wordt aangepast aan de
initiële salarisstijgingen. Het ABP verklaart het bezwaar ongegrond. Discussie gesloten. Verweer behoort niet meer tot de mogelijkheden.
Met ingang van 1 januari 1996 is het ABP geprivatiseerd. Alle ambtenaren kregen een brochure waarin vermeld wordt dat de aanspraken ultimo 1995 op basis van de Abp-wet en de aanspraken per 1 januari 1996 op basis van het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP aan elkaar gelijk zijn. Waarom de omrekening noodzakelijk is wordt niet vermeld. De werkelijk reden is dat de brutering van de salarissen van het overheidspersoneel die op 1 januari 1995 heeft plaatsgevonden niet mocht doorwerken in de vaststelling van het pensioen over de diensttijd tussen 1 januari 1986 en 1 januari 1995. Hetzelfde gold voor de salarisverhoging met 10% voor het overheidspersoneel per 1 juni 1985.
In de Wet Privatisering ABP per 1 januari 1996 is een uitermate vage omschrijving opgenomen waaruit zou blijken dat voor het jaar 1995 uitgegaan mocht worden van de berekeningsgrondslag ultimo 1995. Meer staat er niet. Rekenregels ontbreken. Ten overvloede wordt vermeld in deze wet dat de aanpassing alleen geldt voor ambtenaren actief in dienst per 1 januari 1996. Wat bedoeld wordt, wordt niet omschreven. Indirect wordt daarmee aangegeven dat het Bijzonder Nabestaandenpensioen voor ambtenaren uit dienst voor
1 januari 1996 niet juist is vastgesteld. Het ABP heeft nimmer gereageerd op de vraag, die talloze malen gesteld is, op welke wijze het Bijzonder Nabestaandenpensioen is vastgesteld voor ambtenaren die voor 1 januari 1996 het dienstverband verbroken hebben.
Noot PensioenScheiden 01.06.2024 13.38: Je kan ook zeggen dat het BNP voor ambetenaren uit dienst voor 1 januari 1996 wel juist is vastgesteld, wat wil zeggen dat het BNP vanaf datum scheiding alleen aangepast is aan de algemene bezoldigingswijzingen
Noot PensioenScheiden 01.06.2024 14.27: Waarom alleen voor een actieve ambtenaar en niet van toepassing op een ambtenaar die voor 1 januari 1996 het dienstverband verbroken heeft? Alles wijst erop dat het artikel in de WPA had moeten slaan op samenwonende partners en in feite bedoeld was om niet met terugwerkende kracht partnerpensioen toe te kennen tot aanvang van het dienstverband of tot de datum van een eerdere scheiding.
Als het ABP wil beweren dat het BNP aangepast moet worden op alle individuele salarisstijgingen na datum scheiding, dan geven ze dus ook aan dat deze stijgingen van toepassing zijn op het ouderdomspensioen.
Dat heeft nogal wat consequenties voor het te verrekenen pensioen voor scheidingen tot 1 januari 1996. Het Nabestaandenpensioen voor en na 1 januari 1996 is immers 5/7 van het ouderdomspensioen.
En het heeft consequenties voor alle scheidingen na 1 mei 1995 en voor 1 januari 2004. In de Wet Verevening Pensioenrechten wegens scheiding wordt aangegeven dat als het ouderdomspensioen geïndexeerd wordt, het te verevenen pensioen eveneens geïndexeerd wordt. In deze wet wordt ook aangegeven dat het te verevenen pensioen vastgesteld wordt als zou de deelnemer op het moment van scheiding uit dienst getreden zijn. Salarisaanpassingen na datum scheiding worden niet meer doorgevoerd.
Ik zou ook willen verwijzen naar de discussie die ik met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties gehad heb. Ik ben het uiteraard absoluut niet eens met haar. In feite legt zij ook een rookgordijn, niet in de laatste plaats omdat zij ook aangeeft dat ze over dit dossier niet meer wenst te communiceren.
De ex=partner van een ambtenaar heeft alle reden om argwanend te reageren op door het ABP gespecificeerde Boon/van Loon berekeningen m.b.t. het opgegeven Bijzonder Nabestaandenpensioen. In het Bijzonder Nabestaandenpensioen opgenomen in de Boon/van Loon berekening wordt op een geheel andere wijze vastgesteld dan het Bijzonder Nabestaandenpensioen wat zij van het ABP doorkrijgt.
Adviesbureaus (al dan niet actuarieel) zijn van mening dat de indexatie afgeleid van de stijging van het Nabestaandenpensioen op datum scheiding ten opzichte van de opgave van het Bijzonder Nabestaandenpensioen wat de ex-partner ontvangt ook de stijging van het ouderdomspensioen op het te verrekenen pensioen kunnen afleiden.
Niets is minder waar.
Het ABP is niet voor niets opgehouden met het verstrekken van onderbouwde opgaven.
Naast de heer Ambtenaar help ik redelijke aantallen ambtenaren en partners van al dan niet overleden ambtenaren die als gevolg van de wijze waarop het ABP het Bijzonder Nabestaandenpensioen vaststelt door het ABP benadeeld worden.
Zowel de advocaat van het ABP, alsmede het ABP zelf als mede de Minister van Binnenlandse Zaken leggen rookgordijnen waardoor duizenden gescheiden Nederlanders vanaf de aanvang benadeeld worden door het ABP.
Ik verneem van u, hoogachtend,
P.G.J. Jung
PensioenScheiden
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
PensioenScheiden
P. G. J. Jung Wolvega, 19 april 2024
Van Harenstraat 10
8471 JD WOLVEGA
Geschillen Instantie Pensioenfondsen
T.a.v. de
Secretaris Geschilleninstantie Pensioenfondsen
Betreft: ABP – Opgave premievrij opgebouwde aanspraken ambtenaren H en H l
Geachte heer Secretaris,
Met uw brief van 12 april 2024 geeft u aan dat het betreffende verschil betrekking heeft op een pensioenverrekening conform Boon/van Loon. En dat u daarom niet kan bemiddelen met het ABP. Ik vraag toch niet om een opgave pensioenverrekening?
Ik dacht dat ik namens de heren Ambtenaren alleen gevraagd heb om een opgave van de premievrije aanspraken op het moment van scheiding. Zonder deze opgave kan o.a. door een actuarieel adviesbureau geen opgave berekend worden van het inderdaad te verrekenen pensioen als gevolg van scheiding op datum pensionering.
Heeft u enig idee waarom?
Het ABP verstrekt alleen een opgave van de hoogte van het te verrekenen pensioen.
Het ABP verstrekt geen onderbouwing van de berekening.
Het ABP doet dat op basis van de grondslagen op het moment van de aanvraag en niet zoals in het Boon/van Loon-arrest staat op het moment van de scheiding.
Door dat te doen op het moment van de aanvraag wordt ruim meer dan 50% van de aanspraken op het moment van scheiding verrekend. Hier ligt een arrest van de
Hoge Raad voor dat aangeeft dat nimmer meer dan 50% van de aanspraken verrekend mag worden. Het ABP houdt geen rekening met dit arrest. Ambtenaren moeten daardoor soms meer dan 100% van het premievrije pensioen op de datum scheiding verrekenen met hun ex-partners.
Het ABP indexeert ten onrechte het te verrekenen pensioen voor ambtenaren. Er ligt een arrest van de Hoge Raad dat aangeeft dat het te verrekenen pensioen alleen geïndexeerd mag worden als de ambtenaar deze indexering op zijn pensioenaanspraken ook daadwerkelijk krijgt. Het ABP geeft aan de ambtenaar die van de echt scheidt als een gewezen deelnemer te zien, dit is niet gereglementeerd.
Heeft u enig idee hoe de Rechtbank hiermee omgaat? Die geeft aan dat het ABP toch zeker wel een juiste opgave zal verstrekken.
Derhalve vraag ik u vriendelijk in deze te bemiddelen en het ABP te vragen een opgave te verstrekken van alleen de opgebouwde aanspraken op het moment van scheiding.
Met vriendelijke groet, Peter Jung, PensioenScheiden
Laatstelijk aangepast: 10 juni 2024