Terug naar Index PensioenScheiden
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties
Turfmarkt 147
2500 EA DEN HAAG
aan PensioenScheiden t.a.v. de heer P.G.J. Jung
Datum: 21 december 2022
Betreft: Uw brief van 30 november 2022 aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties
Geachte heer Jung,
In reactie op uw brief van 30 november j.l. het volgende: In deze brief leg ik u graag uit hoe onder de oude Abp-wet het recht op bijzonder nabestaandenpensioen (BNP) werd bepaald en op welke wijze deze rechten zijn geborgd ten tijde van de privatisering van het ABP.
Ik kies er nadrukkelijk niet voor om op al de door u gestelde vragen in te gaan. Ik beperk mij hier tot de kwesties die raken aan mijn rol als verantwoordelijk minster voor de Abp-wet en de Wet Privatisering ABP.
Inmiddels hebben wij een uitgebreide correspondentie gevoerd over het BNP zowel via brieven als e-mail. Met deze brief , waarmee ik hoop u (nogmaals) tekst en uitleg te geven, rond ik deze correspondentie van mijn kant af.
Abp-wet
De Abp-wet maakte destijds onderscheid tussen het bepalen van het recht op bijzonder nabestaandenpensioen en de berekening van de hoogte van het BNP. Hiervoor staan dan ook twee aparte hoofdstukken in de Abp-wet:
Hoofdstuk G: het recht op nabestaanden- en wezenpensioen
Noot PensioenScheiden 04.03.2023 12.50: Tot en met artikel G4 van de Abp-wet wordt niet gerept wat een Bijzonder Nabestaandenpensioen is en aan wie dat wordt toegekend.
Noot PensioenScheiden 24.03.2023 15.32: De begrippen Nabestaandenpensioen en Bijzonder Nabestaandenpensioen zijn niet gefefinieerd onder de Abp-wet.
Hoofdstuk H: berekening van het nabestaanden- en wezenpensioen
Noot PensioenScheiden 04.03.2023 10.45: Ook in het deel wat slaat op de berekening onder H1, staat vermeld dat het pensioen van de nabestaande van een ambtenaar 5/7 gedeelte bedraagt waarop de ambtenaar recht of uitzicht zou hebben gehad, indien hem met ingang van de dag na die van zijn overlijden ontslag was verleend.
Bepaling recht op BNP
Voor de bepaling van het recht op BNP ging de Abp-wet uit van de fictie dat de ambtenaar op de dag van scheiding overleden zou zijn. Als de partner bij dat fictieve overlijden recht zou hebben gehad op een nabestaandenpensioen (NP) dan was er ook een recht op een BNP op datum echtscheiding. Dit was geregeld in artikel G4, eerste lid onder a, Abp-wet.
Berekening hoogte BNP
Voor de berekening van de hoogte van het BNP ging de Abp-wet niet uit van de fictie dat de ambtenaar op de dag van scheiding overleden zou zijn.
Noot PensioenScheiden 24.03.2023 16.44: De berekening van het (B)NP staat in feite niet vermeld in de Abp-wet. Het is immers een afgeleide van het ouderdomspensioen.
In artikel H 5, eerste lid, Abp-wet is bepaald dat het BNP wordt berekend aan de hand van het aantal dienstjaren gelegen voor echtscheiding en het ouderdomspensioen dat aan de overledene is of moest worden toegekend. Dat ouderdomspensioen is namenlijk gebaseerd op het laatstgenoten loon voor pensionering. Het BNP voor de ex-partner werd in mindering gebracht op het totale NP voor de partner.
Noot PensioenScheiden 24.03.2023 16.22: De Minister geeft hier aan dat het ouderdomspensioen gebaseerd wordt op het laatstgenoten loon voor pensionering. Dat is een dooddoener. Het grote probleem in de Abp-wet is dat nergens expliciet vermeld wordt op welke wijze het (Bijzonder)- Nabestaandenpensioen na scheiding aangepast wordt. In feite wordt alleen beschreven dat het (B)NP afgeleid wordt van het ouderdomspensioen.
Volgens de Abp-wet diende het ABP het BNP - net als het NP - dus direct af te leiden van het ouderdomspensioen. Niet van het ouderdomspensioen op de datum van de echtscheiding, maar van het ouderdomspensioen op de pensioendatum. Ook onder de Abp-wet, volgde het BNP dus de carriereontwikkeling van de ambtenaar tot aan zijn pensioeningang.
Noot PensioenScheiden 06.03.2023 19.10: De Minister suggereert in haar brief van 21.12.2022 dat altijd sprake zou zijn geweest van een individuele aanpassing, dus inclusief alle carriere stijgingen. Dat is dus volledig onjuist. Zie Artikel A 8 van de Abp-wet, hier wordt alleen gesproken over een algemene bezoldigingswijziging. Ik kan me heel goed voorstellen waarom het ABP altijd verklaard heeft dat ingeval van scheiding uitgegaan wordt alsof sprake was van een gewezen deelneming en dus waarom ze de aanspraken van het BNP (en het OP) altijd geïndexeerd hebben met de indexaties alsof sprake was gewezen deelnemers
Noot PensioenScheiden 24.03.2023 15.34: Tot en met 30.12.1995 zou het ABP alleen rekening gehouden mogen hebben met de algemene bezoldigingswijzigingen. Met carriere stijgingen zou er geen rekening gehouden mogen zijn. De Minister moet zich realiseren dat een Wet een Wet is en dat daar niet van afgeweken mag worden. Op mijn vraag aan het ABP of het BNP tot en met 30 december 1995 voor alle tot dat moment uitgetreden deelnemers aangepast is aan het pensioengevend inkomen op het moment van uitdiensttreding tot dusver geen antwoord ontvangen. In feite lijkt het erop alsof het ABP, zoals ze altijd verklaard hebben, het BNP alleen hebben laten stijgen met de indexaties zoals deze van kracht zijn op gewezen deelnemers. Overigens was dat onder de Abp-wet ook niet gereglementeerd.
Overgangsrecht in Wet privatisering ABP (WPA) en het Pensioenreglement
Op het punt van het overgangsrecht per 1 januari 1996 heeft de wetgever expliciet geregeld dat het verkregen uitzicht per 31 december 1995 van het bijzonder partnerpensioen gerespecteerd blijft, zoals onder meer in de geciteerde passage uit de Memorie van Toelichting bij de WPA naar voren komt. Citaat Memorie van Toelichting:
"Een dergelijke wijziging dient evenwel gepaard te gaan met het veiligstellen van de aanspraken die tot aan het moment van de wijziging zijn gevestigd. Om die reden maakt artikel 15 het mogelijk dat in het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP de onder vigeur van de Abp-wet gevestigde latente rechten op bijzonder nabestaandenpensioen, bij de privatisering worden vastgesteld naar de situatie per 31 december 1995."
Noot PensioenScheiden 24.03.2023 17.05: Zie Noot 24.03.2023 15.34. Het ABP heeft nog steeds geen antwoord gegeven op de vraag wat er nu precies tot en met 30.12.1995 gebeurd is.
Definitie bijzonder nabestaandenpensioen in de Abp-wet
U stelt dat in de laatste aanpassing van de Abp-wet per 21 december 1995 staat omschreven dat een Bijzonder Nabestaandenpensioen het Nabestaandenpensioen is, wat de partner van een samenwonenende ambtenaar krijgt.
Deze stelling is niet juist maar uw verwarring kan ik op dit punt wel volgen. Destijds is mogelijk gemaakt dat de ambtenaar de partner met wie hij samenwoont met terugwerkende kracht tot 01-07-1994 kon aanmelden. Het aanmelden van de partner werd geregeld in artikel A5. En het kopje in de Tekstuitgave boven dat artikel luidde:
"Aanmelding Bijzonder Nabestaandenpensioen"
De tekstuitgave heeft de wijziging van Stb 1995, 638 niet goed verwerkt. De kop 'Bijzonder Nabestaandenpensioen' stond boven artikel A 6 en had daarboven moeten blijven staan. Hier is bedoeld dat dit de aanmelding van de partner is voor het recht op NP en BNP. Maar het kopje in de Tekstuitgave is inderdaad verwarrend.
Conclusie
- In de Abp-wet is vastgelegd dat de berekening van het BNP de salarisstijgingen volgt. Dit volgt uit de berekeningswijze van de hoogte van het
BNP die los staat van de bepaling van het recht op BNP
Noot PensioenScheiden 24.03.2023 17.13: Nergens in de Abp-wet staat vermeld dat het BNP de salarisstijgingen volgt.
- In artikel 15 WPA is vastgelegd dat het BNP wordt berekend met berekeningsgrondslag 1995 (tenzij geen sprake meer is van ambtenaarschap bij de overgang van Abp-wet naar het ABP-pensioenreglement). De wetgever heeft hiermee dus de aanspraak op BNP zoals deze onder de Abp-wet werd bepaald gerespecteerd. Maar de wetgever heeft er niet voor gekozen om deze berekeningswijze vanaf 1996 door te trekken.
Noot PensioenScheiden 06.03.2023 19.50: Er staat nog iets meer. In artikel 15 is het en en ...... niet alleen ambtenaar, maar de betrokken ambtenaar moet ook nog daadwerkelijk aan het werk zijn!
- Het BNP-bedrag op grond van de Abp-wet is per 1 januari 1996 dus vastgesteld. Vanaf dat moment volgt het niet meer de salarisontwikkeling van de gescheiden ambtenaar, maar alleen de indexaties die ABP geeft. Er is - anders dan u stelt - dus ook geen sprake van zowel indexatie als meegroeien met de salarisontwikkeling van de ambtenaar.
Noot PensioenScheiden 06.03.2023 22.45: Het ABP heeft in tegenstelling tot wat de Minister aangeeft de salarisontwikkeling van 01.01.1996 tot en met 31.12.2003 wel doorgevoerd op het BNP. De ex-partner maakt vanaf 01.01.1996 alleen aanspraak op de indexering. De toename van het BNP op basis van de salarisontwikkeling vanaf 01.01.1996 mag dus niet in mindering gebracht worden op het nabestaandenpensioen van de nieuwe partner. Ontvangt de nieuwe echtgenoot (partner) die toename nu?
Noot PensioenScheiden 06.03.2023 23.00: Het NP bedraagt nog steeds een percentage van het ouderdomspensioen. In de Abp-wet wordt in feite niet aangegeven hoe het BNP berekend wordt, er wordt immers alleen aangegeven dat het BNP gebaseerd wordt op de dienstjaren tot en met het moment van scheiding! Onder de Pensioen- en Spaarfondsenwet staat in feite min of meer hetzelfde en wel dat het BNP gebaseerd wordt alsof betrokkene op het doment van scheiding het dienstverband verbroken zou hebben!
Noot PensioenScheiden 25.03.2023 13.15: Op 28 februari 1973 is onder de Pensioen- en Spaarfondsenwet vastgesteld dat wanneer iemand van de echt scheidt de ex-partner aanspraak maakt op het tot dat tijdstip opgebouwde Nabestaandenpensioen. Op de datum scheiding werd het Nabestaandenpensioen vanaf dat moment Bijzonder Nabestaandenpensioen genoemd. Onder de Abp-wet zal dat ook gebeurd zijn, er is echter niet vastgelegd dat het Nabestaandenpensioen vanaf dat moment anders is gaan heten. Op 21 december 1995 werd de Abp-wet zo gewijzigd dat ook samenwonende ambtenaren aanspraak konden maken op Nabestaandenpensioen als de ambtenaar zou komen te overlijden. In artikel A 5 van de Abp-wet werd dat geregeld. Het zou zo maar kunnen dat het nabestaandenpensioen wat toekwam aan de nabestaande van een samenwonende deelnemer, Bijzonder Nabestaandenpensioen werd genoemd. Of dat ook daadwerkelijk zo is, vertelt het verhaal niet (De Minister geeft aan dat het een tekstfout is!) Mogelijk is daarom onder de WPA vastgelegd dat het Bijzonder Nabestaandenpensioen per 31 december 1995 aangepast diende te worden aan het pensioengevend inkomen
per 31 december 1995. Immers:
De aanspraken van alle andere deelnemers zullen toch wel op de juiste wijze zijn vastgelegd onder de Abp-wet! Dat hoefde toch niet eerst geregeld te worden onder de WPA!
Noot PensioenScheiden 24.03.2023 17.23: Eigenlijk is het op het zotte af, dat alle salariswijzigingen vanaf de jaren '70' na datum scheiding tot 01.01.2004 (moet dus zijn 01.01.1996) ook geleid hebben tot aanpassing van het BNP. Wijziging van het salaris na datum scheiding hadden nimmer mogen leiden tot aanpassing van het BNP. Zie ook artikel 3 van de Wet VPS.
De ambtenaar zou dus gedwongen zijn om na zijn scheiding elke stijging van het nabestaandenpensioen van zijn ex-partner aan te passen op basis van de stijging van zijn salaris na de scheiding op basis van de doorgebrachte dienstjaren tot de datum scheiding. En dus na de scheiding daarvoor premie te blijven betalen voor aanspraken die eerst opgebouwd worden na de scheiding!
Stijgingen van het Nabestaandenpensioen als gevolg van de stijging van het salaris na de datum scheiding, zouden toe moeten komen aan het Nabestaandenpensioen van de nieuwe echtgenoot. En dus niet in mindering gebracht mogen worden op het Nabestaandenpensioen van de nieuwe echtgenoot.
Het lijkt er meer op dat de Tweede en de Eerste Kamer hebben zitten slapen bij de aanpassingen van de Abp-wet door de jaren heen en het tot stand komen van de Wet Privatisering ABP per 1 januari 1996!
In het vertrouwen u met het bovenstaande voldoende te hebben geïnformeerd, tekent,
met vriendelijke groet,
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, namens deze
G.J. Lautenbach
Hoofd afdeling Arbeidsvoorwaarden en pensioen
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Mail PensioenScheiden aan de heer Daan Leeman van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties
Verstuurd 12 oktober 2022 0m 16.31 uur.
Geachte heer Leeman,
Vriendelijk dank voor uw mail van 12 oktober 2022.
Naar het zich laat aanzien heeft u zich niet verdiept in het dossier wat op mijn website volledig is uitgewerkt. Anders had u niet de opmerking gemaakt met betrekking tot de rechtszaak van 5 januari 2022. De rechtszaak is op mijn website opgenomen. Ik ben van mening dat de advocaat van het ABP in feite vuil spel gespeeld heeft en helaas heeft de betrokken rechter niet verder gekeken dan haar neus lang was. Het laatste woord is daar zeker nog niet over gezegd.
Met betrekking tot deze rechtszaak is er in ieder geval recent een eerste stap gezet om deze openbaar te publiceren.
Heeft u enig idee hoe de Abp-wet er op 20 december 1995 uitzag? Tot 20 december 1995 werd het Bijzonder Nabestaandenpensioen vastgesteld als zou de ambtenaar op de dag van scheiding overleden zijn. In feite sloot de omschrijving keurig netjes aan bij de wijze waarop het Bijzonder Nabestaandenpensioen in de PSW werd vastgesteld. Als een ambtenaar overlijdt is geen sprake meer van initiële salariswijzigingen. In de Abp-wet staat nergens omschreven dat het Bijzonder Nabestaandenpensioen ondanks het feit dat de ambtenaar, bij wijze van spreken, is overleden op de datum scheiding, tot in lengte van dagen aangepast zou moeten worden aan de initiële salariswijzigingen. In feite geeft dat te denken!
Onder de Abp-wet had het Bijzonder Nabestaandenpensioen alleen aangepast kunnen worden als dat ook daadwerkelijk wettelijk vastgelegd zou zijn.
Tot ultimo 1995 werd het Bijzonder Nabestaandenpensioen onder de Abp-wet dan ook niet aangepast. Dat is eerst gebeurd op basis van de Wet Privatisering ABP per ultimo 1995 en niet alleen op basis van alle initiële wijzigingen, maar ook alle carrière stijgingen zijn ten onrechte meegenomen. Eerst vanaf dat moment is het dus compleet fout gegaan. Het Bijzonder Nabestaandenpensioen is niet alleen ultimo 1995 aangepast door het ABP, maar de ex heeft ook nog eens alle salarisaanpassingen tot ultimo 2003 meegekregen. En vervolgens alle indexeringen vanaf laatstgenoemde datum op basis van foutief vastgestelde bedragen.
Ik ben en ik blijf keihard van mening dat de betrokken ambtenaren die de Wet Privatisering ABP vervaardigd hebben, zich volledig vergaloppeerd hebben. In de laatste aanpassing van de Abp-wet per 21december 1995 staat omschreven dat een Bijzonder Nabestaandenpensioen het Nabestaandenpensioen is, wat de partner van een samenwonende ambtenaar krijgt. Wetmatig gezien is het op 21 december 1995 dus in feite verkeerd gegaan.
De intentie van artikel 15 in de Wet Privatisering ABP had moeten zijn dat het Bijzonder Nabestaandenpensioen van een samenwonende ambtenaar op basis van het salaris ultimo 1995 aangepast had moeten worden.
Het ging me wat te ver om het volledige dossier per brief naar de Minister van Binnenlandse Zaken te sturen. Tenslotte leven we in een digitaal tijdperk Ik verneem graag van u, of u alsnog bereid bent om op basis van het digitale dossier te reageren.
Ik verneem van u.
Met vriendelijke groet,
Peter Jung
PensioenScheiden
KvK 08056094
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Mail Daan Leeman van Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties
Verstuurd 12 oktober 2022 aan PensioenScheiden om 16.31 uur
Geachte heer Jung,
In reactie op onderstaand bericht van 16 september jl. en bijgaande brief van 8 september jl., het volgende.
Ik begrijp dat u het niet eens bent met de wijze waarop destijds bij de vaststelling van de Wet privatisering ABP (WPA) in 1995 is omgegaan met de berekeningsmethodiek van het bijzonder nabestaandenpensioen. Niettemin is er destijds door de wetgever doelbewust en met argumenten voor gekozen deze methodiek in de WPA op te nemen. Dat blijkt ook uit de tekst van de Memorie van toelichting bij artikel 15 WPA, die hieronder is weergegeven:
"Artikel 15
Op basis van de Abp-wet worden thans aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen, dat wil zeggen het nabestaandenpensioen waarop de gewezen echtgenoot van wie het huwelijk met de ambtenaar door echtscheiding is geëindigd, aanspraak heeft bij het overlijden van die ambtenaar, vastgesteld met inachtneming van de middelsom die is of wordt gehanteerd voor de berekening van het ouderdomspensioen van de ambtenaar. Dit betekent dat het uitzicht van een gewezen echtgenoot op bijzonder nabestaandenpensioen ook na scheiding wijziging kan ondergaan en kan meegroeien met de individuele salarisontwikkeling van de ambtenaar. Het nabestaandenpensioen van de echtgenoot van wie het huwelijk met de ambtenaar eindigt door het overlijden van die ambtenaar, welk nabestaandenpensioen in beginsel wordt vastgesteld met inachtneming van de totale voor pensioen geldende diensttijd van de overleden ambtenaar, wordt in voorkomend geval verminderd met het recht op bijzonder nabestaandenpensioen dat aan hetzelfde overlijden wordt ontleend.
In de PSW en in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding wordt daarentegen voor de vaststelling van de aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen uitgegaan van de op de datum van de scheiding opgebouwde aanspraken, derhalve van de op dat tijdstip geldende berekeningsgrondslag voor het ouderdomspensioen waarvan het nabestaandenpensioen wordt afgeleid. Dit houdt in dat het systeem van de Abp-wet na de privatisering niet kan worden voortgezet zonder verschil in behandeling te veroorzaken wat betreft de omvang van de aanspraken inzake bijzonder nabestaandenpensioen. Dit verschil zou onder meer optreden indien in het ene geval ingevolge de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding zou worden gekozen voor conversie van het recht van de gewezen echtgenoot, niet zijnde de deelnemer in het pensioenfonds, op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen van die deelnemer en op bijzonder nabestaandenpensioen in een eigen ouderdomspensioen, terwijl in een ander en vergelijkbaar geval zou worden volstaan met het recht op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen.
Wellicht zou tegenover de gewezen echtgenoot van wie het huwelijk door scheiding is geëindigd, te verdedigen zijn dat het verschil in behandeling, dat alsdan zou ontstaan indien het systeem van de Abp-wet zou worden voortgezet, gerechtvaardigd is vanwege het gegeven dat er in de onderscheiden gevallen verschillende keuzen zijn gemaakt en er derhalve geen sprake is van ongelijke behandeling van gelijke gevallen.
Tegenover de nabestaande van wie het huwelijk eindigt door het overlijden van de deelnemer in het pensioenfonds, is een verschillend nabestaandenpensioen in verband met verschillende aftrek ter zake van bijzonder nabestaandenpensioen evenwel moeilijker te rechtvaardigen.
Gelet op het voorgaande zijn er overwegingen om het systeem van de Abp-wet inzake het bijzonder nabestaandenpensioen gewijzigd voort te zetten. Een dergelijke wijziging dient evenwel gepaard te gaan met het veiligstellen van de aanspraken die tot aan het moment van de wijziging zijn gevestigd. Om die redenen maakt artikel 15 het mogelijk dat in het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP de onder vigeur van de Abp-wet gevestigde latente rechten op bijzonder nabestaandenpensioen, bij de privatisering worden vastgesteld naar de situatie per 31 december 1995."
Wij begrijpen dat deze wetsbepaling vaker onderwerp van geschil is met het ABP. In de bijlage treft u ter informatie een afschrift aan van de uitspraak Rechtbank Limburg d.d. 5 januari 2022, waaruit moge blijken dat de wijze waarop ABP de betreffende berekening van het bijzonder nabestaandenpensioen uitvoert niet in strijd is met de wet, het recht zoals volgend uit het arrest Boon/Van Loon of de redelijkheid en de billijkheid.
Ik vertrouw erop u met het bovenstaande voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
Daan Leeman
Directoraat-generaal Overheidsorganisatie Directie Ambtenaar en Organisatie Turfmarkt 147 | 2511 DP | Den Haag | Zuid-toren Postbus 20011 | 2500 EA | Den Haag T 06 50 15 60 54 E--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Mail PensioenScheiden aan Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties
Verstuurd 16.09.2022 om 16.33.49 uur - Referentie EM2320373
Paginatitel: ABP Pensioenfonds voor overheid en onderwijs
Inhoud vraag:
Vraag:
KLACHT
Betreft Kenmerk 0000506090
Geachte Minister G.J. Lautenbach, in uw brief van 13 september 2022 in antwoord op mijn brief van 29 augustus 2022 geeft u aan dat u uit mijn brief opmaakt dat ik een geschil met het ABP heb over de naleving van vastgestelde wetgeving. Nou nee! leest u de brief nog eens goed en kijkt u vooral goed naar de brief van 8 september 2022 die inmiddels in uw bezit zou moeten zijn. Het gaat niet om naleving van vastgestelde wetgeving, het gaat om een zeer ernstige fout gemaakt in de Wet Privatisering ABP. Een keiharde fout die onder de regie van de Minister van Binnenlandse Zaken heeft plaatsgevonden en tot in lengte van dagen ex-partners van gescheiden ambtenaren bevoordeeld en de huidige partner op onevenredige wijze benadeeld. Het Bijzonder Nabestaandenpensioen wordt veel te hoog vastgesteld en het Nabestaandenpensioen veel te laag. En het heeft ook een keerzijde, als de nabestaandenpensioen niet gecorrigeerd worden, zijn alle te verrekenen pensioen als gevolg van de scheidin g door het ABP te hoog vastgesteld.
Een grotere puinhoop kan onder het ABP niet tot stand zijn gekomen!
Zie ook: https://www.pensioenscheiden.nl/PutABP.nl
Met vriendelijke groet,
P.G.J. Jung
PensioenScheiden
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Laatstelijk aangepast: 24 maart 2023