Terug naar Index PensioenScheiden
PensioenScheiden BEROEP OP BESLISSING OP BEZWAAR
P. G. J. Jung
Van Harenstraat 10
8471 JD WOLVEGA
Commissie van Beroep ABP 10 januari 2023
Postbus 4804
6401 JL HEERLEN
Betreft: klantnummer
Ter aanvulling op brief 28 december 2022 van een deelnemer (hierna genoemd:D)
Geachte Commissie,
Gedateerd 28 december 2022 heeft u van de heer D een brief ontvangen waarin hij duidelijk verklaart het niet eens te zijn met de uitkomsten zoals door het ABP vastgelegd in haar brief van 22 november 2022 aan PensioenScheiden.
Onderstaand ter ondersteuning van de brief van 28 december 2022 laat ik u het volgende weten:
Ambtenaren die van de echt gescheiden zijn voor 1 mei 1995 dienen met ingang van hun pensionering een deel van hun pensioen opgebouwd tot de datum scheiding te verrekenen met hun ex-partner.
E.e.a. ligt vast in het arrest van de Hoge Raad van 27 november 1981, het zogenaamde Boon/Van Loon-arrest. In het arrest staat omschreven dat het huwelijksvermogen op het moment van scheiding bepalend is. In het arrest is overduidelijk vastgelegd dat de waarde op het moment van scheiding bepalend is. In het arrest staat vermeld dat de verdeling moet plaatsvinden op basis van redelijkheid en billijkheid.
Omdat met de berekeningen nogal divers omgegaan werd heeft de Hoge Raad door middel van een tweetal arresten optimale duidelijkheid verstrekt.
Hoge Raad der Nederlanden 5 april 2002
Op het punt van matiging van pensioenverrekening trekt de rechtspraak min of meer één lijn. Indien de voorwaardelijke uitkering méér bedraagt dan 50% van het opgebouwde ouderdomspensioen op de datum scheiding, dan wordt de voorwaardelijke uitkering tot 50% van dat ouderdomspensioen gematigd.
Hof Den Bosch heeft op 1 oktober 1997 ook al een dergelijk arrest uitgesproken.
Tot om en nabij 2010 heeft het ABP zich gehouden aan het Boon/van Loon-arrest, met dien verstande dat met betrekking tot de matiging van het pensioen het ABP zich nimmer heeft gehouden aan de matiging tot 50% van het opgebouwde ouderdomspensioen op het moment van scheiding.
Specifiek voor vrouwelijke ambtenaren ging dat overwegend mis, deze moesten ruim meer dan 100% van het opgebouwde ouderdomspensioen op het moment van scheiding overdragen aan de meeverzekerde ex-partner.
Incidenteel was dat het geval voor mannelijke ambtenaren
Blz. 2 Brief PensioenScheiden aan ABP 10 januari 2023
Tot het moment dat de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding met ingang van 1 mei 1995 van kracht werd, moest de waarde van het nabestaandenpensioen in mindering gebracht worden op de totale waarde van de pensioenen opgebouwd tot de datum scheiding. Omdat het nabestaandenpensioen in mindering werd gebracht leidde dat in het algemeen tot een verrekening van pensioen, ruim minder dan 50% van het opgebouwde (gehuwde) ouderdomspensioen op de datum scheiding.
Omdat het ABP in haar communicatie de ambtenaar er nimmer op gewezen heeft dat het te verrekenen pensioen gematigd diende te worden tot 50% van het ouderdomspensioen op de datum scheiding, zal het merendeel der gescheiden ambtenaren hier nimmer op gelet hebben.
In de begeleidende brieven tot 1996 werden de uitgangspunten ook netjes vermeld. Zo werd vermeld welke rentevoet van toepassing was en welke sterftetafels gehanteerd werden. Met betrekking tot de indexering werd opgemerkt dat het voor de hand lag dat een afspraak werd gemaakt over de wijze waarop het bedrag van de voorwaardelijke uitkering te zijner tijd naar het tijdstip van pensionering door middel van indexering kan worden aangepast.
Bij het merendeel van in ieder geval de commerciële pensioenverzekeraars was indexering niet vanzelfsprekend, in ieder geval niet, als sprake was van een actieve (lees premiebetalende) deelnemer. Incidenteel was bij pensioenverzekeraars sprake van indexering, veelal echter eerst na ingang pensionering.
Dit leidde op 6 oktober 2006 tot een arrest van de Hoge Raad der Nederlanden
ECLI:NL:HR:2006:AW61613, Hoge Raad, C05/134HR - 06.10.2006
Het hof oordeelde dat de man het volledig geïndexeerde ouderdomspensioen ontvangt, inclusief het deel dat voor de vrouw bestemd is, derhalve de indexering over het deel dat krachtens de overeenkomst aan de vrouw toekomt, aan de vrouw moet afdragen, geheel in lijn is met het Boon/van Loon-arrest.
Bij het ABP zijn tot 1 januari 2004 aan actieve premiebetalende ambtenaren nimmer indexeringen toegekend. Eerst vanaf 1 januari 2004 werd de geïndexeerde middelloonregeling van kracht. Eerst vanaf deze datum diende het door de heer D te verrekenen pensioen geïndexeerd te worden.
Pensioenverrekening is een zaak waar het ABP in feite buiten staat. Het ABP kan anders dan de indexering als gevolg van de geïndexeerde middelloonregeling en als sprake is van een gewezen deelnemer niet eigenhandig beslissen dat de uitkerende ex-partner het te verrekenen pensioen moet indexeren. De wettelijke basis om het te verrekenen pensioen, anders dan in bovengenoemde situaties, te indexeren ontbreekt volledig.
Blz. 3 Brief PensioenScheiden aan ABP 10 januari 2023
Vanaf om en nabij 2010 heeft het ABP intern besloten om de opgave van het te
verrekenen pensioen niet alleen te baseren op basis van de aanspraken op het moment van de aanvraag, maar werd ook overgegaan om de waarde van die aanspraken te bepalen op basis van de tarieven/grondtafels zoals deze op het moment van de aanvraag van kracht waren.
Noot PensioenScheiden 23.03.2023 10.45: Mogelijk dat het ABP dit al veel eerder dan 2010 op deze wijze heeft uitgevoerd!
Wanneer een opgave van het te verrekenen pensioen aangevraagd werd vanaf om en nabij 2010 verklaarde het ABP een van de echt gescheiden ambtenaar als een gewezen deelnemer te beschouwen. De opgebouwde aanspraken werden vanaf datum scheiding tot aan datum berekening verhoogd met alle indexeringen alsof sprake was van een gewezen deelnemer.
Bovenstaande is noch gereglementeerd in de Abp-wet noch gereglementeerd in alle overige tot 1 januari 1996 aanwezige pensioenwetgeving. Ik stel dan ook vast dat in de door het ABP vervaardigde opgaven van het te verrekenen pensioen de tot 1 januari 2004 gehanteerde indexeringen door het ABP ten onrechte zijn toegepast op actieve deelnemingen.
Doordat rekening werd gehouden in de opgave met alle indexeringen tot datum berekening kon in het te verrekenen pensioen nimmer rekening gehouden worden met de matiging tot 50% van het opgebouwde pensioen op het moment van scheiding.
In feite is het zelfs nog erger. Het ABP verklaarde immers uit te gaan van de stand van zaken op het moment van aanvraag van de berekening. In de Wet Privatisering ABP is vastgelegd dat het Bijzonder Nabestaandenpensioen op basis van de dienstjaren tot datum scheiding is aangepast aan het pensioengevend inkomen zoals dat ultimo 1995 van kracht was. Het ABP heeft het Bijzonder Nabestaandenpensioen voor actieve premiebetalende ambtenaren tot 1 januari 1996 dus nimmer geïndexeerd, maar dat wel gecommuniceerd met de ambtenaar/deelnemer.
In artikel G4 van de Abp-wet staat omschreven dat als op de dag van het vonnis de scheiding door de Rechtbank wordt uitgesproken de ambtenaar/deelnemer op die dag overleden zou zijn. Dit artikel laat geen ruimte voor aanpassing van het Bijzonder Nabestaandenpensioen aan het pensioengevend inkomen na datum scheiding. Ik kan er echter niet omheen dat in de Wet Privatisering ABP (WPA) op basis van de dienstjaren tot de datum scheiding aanpassing aan het pensioengevend inkomen ultimo 1995 wettelijk vastgelegd is. In feite is in de WPA op dit gebied de Abp-wet eerst bekrachtigd.
Het ABP heeft verder verklaard dat het Bijzonder Nabestaandenpensioen nadien ook aangepast zou zijn aan het pensioengevend inkomen ultimo 2003. De Minister van Binnenlandse Zaken heeft in haar brief van 21 december 2022 verklaard dat na
1 januari 1996 het
Bijzonder Nabestaandenpensioen ten onrechte aangepast is op het pensioengevend inkomen ultimo 2003. Indien gereglementeerd had het te verrekenen pensioen vanaf 1 januari 1996 alleen aangepast kunnen worden met de wettelijke indexeringen.
Blz. 4 Brief PensioenScheiden aan ABP 10 januari 2023
Naast de ten onrechte toegepaste indexeringen heeft het ABP vanaf om en nabij 2010 ten onrechte rekening gehouden met het tarief (lees sterftetafels en rentevoet) op het moment van aanvraag van de berekening in plaats van op het moment van scheiding.
Nogmaals in het Boon/van Loon-arrest wordt uitgegaan van de daadwerkelijke waarde op het moment van scheiding. Als een pensioenverzekeraar overgaat op andere sterftetafels worden de al dan niet geïndexeerde aanspraken of anderszins verhoogde aanspraken niet geconverteerd naar andere aanspraken, maar worden één op één overgezet naar de nieuwe tarieven. De aanspraken wijzigen dus niet.
Voor een zuivere berekening van het te verrekenen pensioen kan alleen uitgegaan worden van de tarieven zoals deze van toepassing waren op het moment van scheiding en kan daarna alleen rekening gehouden worden met de wettelijke indexeringen. Door uit te gaan van de op het moment van aanvraag geldende tarieven kan opnieuw niet vastgesteld worden of voldaan wordt aan de matiging tot 50% van de opgebouwde aanspraken op het moment van scheiding.
De ex-partner wordt aan alle kanten bevoordeeld. Zowel het met de ex-partner te verrekenen pensioen als het aan de ex-partner toekomende
Bijzonder Nabestaandenpensioen worden veel te hoog vastgesteld. In uw brief van 22 november 2022 suggereert u dat u volledige openheid van zaken gegeven zou hebben, zodat beide partijen zelf kunnen beoordelen of de voorwaardelijke uitkering van het te verrekenen ouderdomspenisoen in overeenstemming is met de redelijkheid en de billijkheid, zoals geformuleerd in het Boon/van Loon-arrest.
U bent van mening dat het redelijk en billijk is dat op het moment van scheiding de heer D meer dan 50% (65,15%) van het tot dat moment toegezegde ouderdomspensioen moet verrekenen met zijn ex-partner. Ik deel uw mening niet!
Op het gebied van communicatie met betrekking tot het Nabestaandenpensioen en Bijzonder Nabestaandenpensioen is het ABP nog steeds bijzonder nalatig. Door de wijze waarop het ABP het Bijzonder Nabestaandenpensioen vaststelt van de ex-partner en het Nabestaandenpensioen van de huidige partner ontkomt het ABP er niet aan om het Bijzonder Nabestaandenpensioen jaarlijks op de PUO te communiceren met de deelnemer. Het ABP verstrekt al jaren op het gebied van het nabestaandenpensioen niet de juiste informatie aan haar deelnemers.
Ik verwacht van het ABP dat aan de heer D een juiste opgave verstrekt wordt van het door hem te verrekenen pensioen met zijn ex-partner en dat het Bijzonder Nabestaandenpensioen voor de ex-partner en het Nabestaandenpensioen voor zijn huidige partner alsnog op de juiste wijze gecorrigeerd worden.
P.G.J. Jung
PensioenScheiden
Kvk 08056094
Laatstelijk aangepast: 05 maart 2023