Brief Partnerpensioen ABP

2022.01.12 Brief PensioenScheiden aan Stichting Pensioenfonds ABP

PensioenScheiden                                                                                        KLACHT  (VERVOLG!)       
P. G. J. Jung                                                                                               
Van Harenstraat 10                                                                                   
8471 JD  WOLVEGA                                                                                 

Stichting Pensioenfonds ABP                                                      Wolvega, 12 januari 2022                     
T.a.v. de heer S
Postbus 4804
6401 JL   HEERLEN

Betreft:  Vaststellen nabestaandenpensioen van een deelnemer die voor
1 januari 1996 van de echt gescheiden is, opnieuw in het huwelijk getreden is
en daarna overleden.   

Noot PS 29.01.2022 17.30: Geldt dus ook voor de deelnemer die nog niet overleden is!   
Noot PS 09.02.2022 19.03: Brief vergezeld van een begeleidende mail die u onderstaand aantreft 09.02.2022 verstuurd naar:

Hoge Raad der Nederlanden  
Nationale Ombudsman                                     
Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen
Nederlandsche Bank N.V. (Verzekeringskamer)    
Omroep Max
Pieter Omtzigt    
Plus Online                                                            
Verbond van Verzekeraars      
        

Geachte heer S,

Vanaf april 2021 ben ik bezig om duidelijkheid te verkrijgen wat een nabestaande als een actieve-, gewezen-, of gepensioneerde deelnemer die voor 1 januari 1996 één of meerdere malen van de echt gescheiden is en nadien kom te overlijden, ontvangt aan nabestaandenpensioen.

De antwoorden die u verstrekte met uw brieven van 11 mei 2021 (algemeen) en 19 oktober 2021 en 24 december 2021 (klantnummer )  gaven geen algehele duidelijkheid.  De verstrekte antwoorden liepen volledig uit de pas in vergelijking met bijvoorbeeld de op dat moment geldende Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW), zonder dat hiervoor een aannemelijke verklaring gegeven werd.

De heer R. gaf in zijn mail van 7 december 2021 aan dat het nabestaandenpensioen correct is vastgesteld en geheel in overeenstemming zou zijn met de inhoud van het pensioenreglement en leidend blijft, waarop ik aansluitend gevraagd heb, waar gereglementeerd staat dat het bijzonder nabestaandenpensioen op het moment van scheiding mag afwijken van het bijzonder nabestaandenpensioen  waar het ABP uiteindelijk rekening mee houdt. In uw brief van 24 december 2021 geeft u hier geen antwoord op.

Naar ik begrepen heb, wordt de toename van het bijzonder nabestaandenpensioen vanaf datum scheiding tot aan het moment van overlijden in mindering gebracht op het nabestaandenpensioen van de weduwe van de deelnemer, dit in afwijking van bijvoorbeeld de PSW, waarbij de toename van het bijzonder nabestaandenpensioen niet wordt meegenomen. Daarom  is algehele duidelijkheid gewenst.

Mijn onderzoek beperkt zich voornamelijk (voorlopig) tot alleen de Abp-wet, zoals deze tot de privatisering van het ABP, t.w. 1 januari 1996 van toepassing was. 

Wat opvalt is de begripsverwarring! 

Het bijzonder nabestaandenpensioen onder de Abp-wet heeft een totaal andere betekenis dan onder de PSW.  Uit artikel A5 blijkt dat als een ambtenaar een man of vrouw aanmeld waarmee hij een samenlevingscontract heeft, het te verzekeren nabestaandenpensioen kennelijk bijzonder nabestaandenpensioen genoemd werd.

Blz 2 Brief PensioenScheiden aan ABP                                                    12 januari 2022

In artikel G4 staat dat de man of vrouw recht heeft op bijzonder nabestaandenpensioen als op de dag van het vonnis door de rechtbank de echtscheiding uitgesproken zou zijn.  

Noot PensioenScheiden 14.09.2022 17.57: In feite staat er vermeld dat de ambtenaar op de dag dat het vonnis is uitgesproken, de ambtenaar zou zijn overleden.

Wat opvalt is dat als datum scheiding niet de dag van de inschrijving in de registers van de Burgerlijke Stand bedoeld wordt, maar dat dat de dag is, waarop de scheiding door de rechtbank uitgesproken is.

Wat ook opvalt is dat in de Abp-wet geen expliciete hoofdstukken over ontslag en scheiding opgenomen zijn.  In de begripsomschrijvingen het begrip scheiding niet beschreven staat.

In artikel H1.1  staat duidelijk vermeld dat het pensioen van de nabestaande van een ambtenaar 5/7 van het pensioen bedraagt , waarop de ambtenaar recht of uitzicht zou hebben gehad, indien hem met ingang van de dag na die van zijn overlijden ontslag was verleend, of als hij reeds was ontslagen, indien zijn recht op wachtgeld met ingang van de dag na die van zijn overlijden was geëindigd.

In artikel H5.1 staat vermeld dat het bijzonder nabestaandenpensioen bedraagt in de gevallen bedoeld in artikelen H1 tot en met H3 evenveel als het nabestaande pensioen in die gevallen bedraagt, met dien verstande dat voor de berekening van het ambtenarenpensioen of van het reeds toegekend ambtenarenpensioen, waarvan het bijzonder nabestaandenpensioen wordt afgeleid, slechts de diensttijd meetelt die is gelegen vóór de ontbinding van het huwelijk dan wel voor het tijdstip waarop de aanmelding is doorgehaald.

Artikel H5.1 is uitsluitend van toepassing op een ambtenaar die samenwoonde, zoals beschreven in artikel A5 van de Abp-wet.  Het artikel geeft dus aan dat de partner waarmee de ambtenaar samenwoonde alleen aanspraak op nabestaandenpensioen had gebaseerd op de dienstjaren tot de datum van overlijden.

De begrippen nabestaandenpensioen en bijzonder nabestaandenpensioen zijn in de Abp-wet door elkaar heen gebruikt en dat heeft tot en met heden geleid tot een fout met verstrekkende gevolgen.  

De begripsverwarring heeft er toe geleid dat alle salarisaanpassingen na de datum scheiding met terugwerkende kracht tot datum in dienst, ten onrechte toegekend zijn aan de ex-partner.

Met betrekking tot het aspect indexering blijf ik met het ABP duidelijk van mening verschillen. Tot 1 januari 1996 voerde u een wet uit. Een wet laat geen ruimte voor eigen interpretaties, tenzij deze gesteund worden door een arrest al dan niet van de Hoge Raad.

Vanaf 1 januari 1996 geldt het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP.  Vanaf 1 januari 1996 valt het ABP volledig onder de PSW.

Blz. 3 Brief PensioenScheiden aan ABP                                                    12 januari 2022

 


In uw brief van 24 december 2021 geeft u het volgende weer:
één van uw uitgangspunten is dat ABP degene wiens pensioen wordt verdeeld als gewezen deelnemer ziet, vanaf de datum van de echtscheiding.
Ten aanzien van het Ouderdomspensioen en Bijzonder Nabestaandenpensioen stelt ABP dan een ´slapersaanspraak` vast. Hierbij wordt enkel rekening gehouden met de opbouw van het pensioen tot aan de datum echtscheiding

Door het Abp mag alleen rekening gehouden worden met indexeringen op het Bijzonder Nabestaandenpensioen als deze ook daadwerkelijk gereglementeerd zijn.

Zolang geen sprake is van een wettelijke indexering, mag het ABP deze indexeringen op het bijzonder nabestaandenpensioen niet in mindering brengen op het nabestaandenpensioen van de weduwe van de (overleden) ambtenaar .

Het nabestaandenpensioen van de dames B en de L zal zo spoedig mogelijk gecorrigeerd dienen te worden.

Het heeft uiteraard ook gevolgen voor alle pensioenen van nabestaanden waarbij gelijke omstandigheden van kracht zijn. Ik verneem graag van u op welke wijze alle betrokken nabestaanden door u geïnformeerd worden.  


Ik verneem van u,  
hoogachtend,

P.G.J. Jung
PensioenScheiden

2022.02.09 Mail PensioenScheiden aan: Vermeld in de aanhef naar wie de brief verstuurd met onderstaande begeleidende mail:

L.s.

Bijgaand treft u een (relatief technische) brief aan waarvan de inhoud voor zichzelf spreekt.

Kort samengevat:
Het ABP heeft in het nabestaandenpensioen voor een specifieke groep deelnemers een grove fout gemaakt. Het gaat om deelnemers die voor
1 januari 1996 van de echt gescheiden zijn en opnieuw gehuwd zijn of een geregistreerd partnerschap aangegaan zijn. De ex-partner krijgt teveel nabestaandenpensioen en de huidige partner of de weduwe, als de deelnemer overleden is krijgt te weinig nabestaandenpensioen.
In onderstaand voorbeeld gaat het om een deelnemer die in 2020 is overleden en waar de weduwe dus een te laag nabestaandenpensioen ontvangt!

Voorbeeld: Gescheiden 02.02.1989 – Het nabestaandenpensioen van de ex-partner is verhoogd met alle salarisaanpassingen tot 01.01.1996 op basis van de dienstjaren tot 02.02.1989. Vervolgens is het pensioen van de ex-partner verhoogd vanaf 01.01.1996 op basis van de
slapers-indexatie* tot de dag van overlijden   De weduwe van de deelnemer ontvangt een nabestaandenpensioen vanaf de datum van het overlijden van de deelnemer verminderd met het volledig aangepaste bijzondere nabestaandenpensioen van de ex-partner.
De ex-partner heeft ten onrechte alle salarisaanpassingen tot 01.01.1996 ontvangen en de niet gereglementeerde indexeringen
vanaf 1 januari 1996.

Noot PensioenScheiden 14.09.2022 18.43: Uit het vervolg blijkt dat op het Bijzonder Nabestaandenpensioen de ex-partner ook alle salalarisverhogingen tot ultimo 2003 heeft ontvangen.

Slapers-indexatie*: Is alleen van toepassing op gewezen deelnemers/uit dienstgetreden deelnemers. De actieve deelnemer die nog steeds onder het ABP valt, krijgt deze indexaties niet.   

Er is echter sprake geweest van een enorme begripsverwarring. Onder de Abp-wet werden ook ongehuwde samenwonende deelnemers aangemeld. Het nabestaandenpensioen van deze samenwonende deelnemers werd geen nabestaandenpensioen genoemd maar Bijzonder Nabestaandenpensioen. In de Abp-werd omschreven op welk Bijzonder Nabestaandenpensioen de partner van de samenwonende deelnemer aanspraak maakte en deze aanspraak is dus ook toegekend aan de ex-partner, terwijl in de Abp-wet omschreven staat dat alleen het opgebouwde nabestaandenpensioen tot de datum scheiding in mindering gebracht mag worden.

Afgelopen maandag probeerde ik met een deelnemer op  MijnABP te achterhalen waar zijn huidige partner aanspraak op maakt als hij komt te overlijden.  De deelnemer wordt binnenkort 90 jaar en maakt zich bezorgd dat zijn huidige partner niet rond zou kunnen komen van haar nabestaandenpensioen.  Omdat hij geen Uniform Pensioenoverzicht kon overleggen hebben we via DigiD ingelogd op MijnABP.  Op de website van het ABP stond de mededeling die aangaf dat er tot nader orde geen informatie (meer) te vinden is over het nabestaandenpensioen. Er wordt verwezen naar de klantenservice.  

Mogelijk wordt dit veroorzaak door de inhoud van bijgaande brief (Brief aan ABP van 12.01.2022), waar het ABP tot op heden nog niet op heeft willen reageren.

Alle pensioenen van nabestaanden onder het ABP, waarbij gelijke omstandigheden van kracht zijn, zullen opnieuw bekeken en aangepast moeten worden. Om het ABP hiertoe aan te zetten, vraag ik uw hulp.  Alleen is het lastig om zo’n grote organisatie in beweging te krijgen, hoezeer je ook gelijk hebt en in je recht staat. Kunt u dit onrecht melden op de door u gebruikte kanalen?
Zodat we het ABP op die manier kunnen dwingen tot correctie en een juiste uitvoering van de wet?

In 2 van de 3 dossiers die ik momenteel in behandeling heb gaat het om weduwen die de laatste jaren vele malen contact gezocht hebben met het ABP en met een kluitje het riet zijn ingestuurd.  

Dank voor uw aandacht. In afwachting van uw antwoord,

Met vriendelijke groet,
Peter Jung, Pensioenspecialist

Eigenaar van PensioenScheiden
KvK 08056094

Zie ook: Pensioenreglement Abp-wet tot 01.01.1996

Zie ook: Partnerpensioen

2022.04.22 Reactie van het ABP ontvangen op mijn brief van 12 januari 2022

Geachte heer Jung,

In uw brief van 12 januari heeft u een vervolgklacht ingediend. U vraagt duidelijkheid over het volgende: "hoe wordt het nabestaandenpensioen berekend, als de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde voor 1996 is gescheiden, vervolgens weer huwt en daarna overlijdt?

Voordat ik reageer op de door u ingediende klacht, wil ik allereerst mijn excuses aanbieden voor de vertraging die is opgetreden bij het beantwoorden van uw brief van 12 januari 2022.

Wat voert u aan? De berekening onder de Abp-wet loopt uit de pas met de Pensioen- en Spaarfondsenwet. Dan vraagt u zich af waarom het bedrag aan bijzonder nabestaandenpensioen (BNP) dat ABP heeft gebruikt voor de zogenaamde contante waarde (CWB) opgave afwijkt van het toegekende BNP. De brief van 24 december 2021 geeft daarover geen duidelijkheid.

U bespreekt voorts een aantal artikelen uit de ABP-wet. De begripsverwarring die uit die artikelen voortvloeiit - de begrippen NP en BNP worden door elkaar gebruikt - heeft verstrekkende gevolgen gehad. De salarisaanpassingen van de scheiding zijn ten onrechte toegekend aan de ex-partner.

U verlangt dat de nabestaandenpensioenen van de dames van B en de L zo spoedig mogelijk worden gecorrigeerd. Omdat die uitvoering op basis van de ABP-wet - gevolgen heeft voor alle nabestaandenpensioenen, verneemt u hoe graag op welke wijze alle nabestaanden worden geïnformeerd.

Wat is de reactie van ABP?
ABP heeft u in de brief van 24 december 2021 voldoende duidelijk uitgelegd hoe het verschil kan worden verklaard tussen het gehanteerde BNP voor de CWB-opgave en het toegekende BNP. Hieraan heeft het ABP niets toe te voegen.

Ik neem over uit de brief van 24 december 2021: Het ABP verklaart dat tot het moment van de scheiding een slapersaanspraak wordt vastgesteld. (NB: als zou de deelnemer dus uit dienst getreden zijn) Bij deze berekening wordt uitgegaan van het gemiddelde salaris in de laatste twee jaren voorafgaand aan het jaar waarin de scheiding plaats vond. Dit gemiddelde salaris wordt op basis van artikel A8 Abp-wet wel aangepast tot aan het moment waarop om een contante waarde opgave wordt gevraagd. Ter zake van het salaris vindt dus géén groei van het salaris meer plaats, aan de hand van de carriere ontwikkeling van de deelnemer ná de datum van de echtscheiding. (Iets verder op in deze brief:) Aan de hand van de algemene salarismaatregelen wordt het inkomen 1995 aangepast naar 'peil' 2003. Vervolgens wordt een aanspraak berekend, uitgaande van de tot 1 januari 2004 geldende eindloonsystematiek. De op deze wijze vastgestelde eindloonaanspraak BNP wordt geïndexeerd aan de hand van de indexatiefactoren tot aan de datum van de toekenning van het pensioen.

Noot PensioenScheiden 14.09.2022 18.48: De materiedeskundige van het ABP heeft inmiddels verklaard met zijn mail van 17 mei 2022 dat de carriere ontwikkeling tussen datum scheiding en 1 januari 1996 inderdaad medebepalend is voor de hoogte van het Bijzonder Partnerpensioen. Hetgeen in de brief van 24 december 2021 door het ABP verklaard is, is dus een leugen.

Noot PensioenScheiden 23.07.2022 18.40: Als sprake zou zijn van een slapersaanspraak (NB: niet gereglementeerd) zou het Bijzonder Partnerpensioen alleen kunnen stijgen met de indexeringen voor gewezen deelnemers (NB niet gereglementeerd voor actieve deelnemers). Er is dan geen sprake meer van aanpassingen aan het salaris.

Noot PensioenScheiden 23.07.2022 20.00: In de brief van 24 december 2021 en de mail van 17 mei 2022 beweert het ABP dat bij de berekening van het te verrekenen pensioen uitgegaan wordt van hele andere aanspraken voor het Bijzonder Partnerpensioen, dan bij de daadwerkelijke vaststelling van het Bijzonder Partnerpensioen per ultimo 1995 en latere jaren.

Noot PensioenScheiden 14.09.2022 19.06: Dat klopt dus, alsof sprake zou zijn geweest van een slapersindex vanaf datum scheiding tot het moment van vervaardigen van de opgave

Noot PensioenScheiden 23.07.2022 19.15: Op 17 mei 2022 heeft het ABP echter verklaard dat indien de partnerregistratie beëindigd is voor 1 januari 1996 het Bijzonder Nabestaandenpensioen wordt berekend aan de hand van de berekeningsgronslag 1995. Vervolgens verklaart het ABP dat voor de hoogte van het Bijzonder Partnerpensioen de carriere-ontwikkeling van het salaris tot 1 januari 1996 wel degelijk is meegenomen! Verwezen wordt naar de overgangsbepalingen G6, respectievelijk Overgangsbepaling H4 van het Pensioenreglement ABP (NB: Niet aanwezig in Penisoenreglement 1996).

Voorts gaat ABP niet met u in discussie over de bepalingen uit de ABP-wet. Die wet is namenlijk ingetrokken en het geprivatiseerde ABP past die wet ook niet meer toe. Daarbij komt dat de aanspraken onder de ABP-wet volledig zijn omgezet naar het Pensioenreglement. De uitvoering van dit reglement is correct gebeurd en ABP ziet geen aanleiding om alle nabestaanden te informeren over onjuiste uitkeringen. Daarvan is niet gebleken.

Noot PensioenScheiden 23.07.2022 20.15: Tot dusver geeft het ABP aan dat er geen fouten door het ABP gemaakt zijn. Realiseert het ABP zich echter dat pensioenaanspraken die toegeschreven kunnen worden aan de tot de datum scheiding opgebouwde aanspraken ten alle tijde nog voor verdeling in aanmerking komen (BW3 art 179 2e lid en BW3 artikel 178 1e lid)?
Met andere woorden: Alle tot dusver verstrekte opgaven vanaf 1 januari 1996 van het te verrekenen pensioen door het ABP op basis van het Boon/van Loon-arrest te hoog zijn vastgesteld!


U kunt natuurlijk wel als gemachtigde de op basis van het Pensioenreglement berekende partnerpensioen ter discussie stellen. ABP meent dat die correct zijn berekend, maar indien de dames van B en L dit wensen, kan ABP beslissingen op bezwaar nemen. ABP toetst dan of het pensioenreglement juist is toegepast.

Tot slot
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnfomeerd en verneem graag of de dames B en L een beslissing op bezwaar wensen.

Heeft u vragen naar aanleiding van deze brief?
Neem dan contact op met de heer S, via tel 06 831 44 273

Met vriendelijke groet, namens ABP
Manager Pensioenuitvoering

Laatstelijk aangepast : 23 juli 2022

Terug naar PensioenScheiden