Terug naar Index PensioenScheiden
Partnerpensioen
NB. Onder de brieven van 13 januari 2025 is ook de brief van 16 december 2024 toegevoegd!
NB. Onder de brief van 13 januari 2025 is ook de tekst van de begeleidende mail toegevoegd naar de overige instanties!
Kern van het probleem: Tot overwegend 1 januari 1996 waren de pensioenen van de Rijksoverheid/De Staat vastgelegd in een aantal pensioenwetten (o.a. Abp-wet, Amp-wet, Pensioenwet voor de Landmacht, Pensioenwet voor de Zeemacht enz. ).
In de wetten was vastgelegd dat het pensioen van jaar tot jaar aangepast werd aan de algemene bezoldigingswijzigingen. Eind 1995 kwam men er achter dat nagelaten was ook pensioen toe te zeggen als carriere en periodieke stijgingen plaatsgevonden hadden.
En in 1994/1995 werd het partnerpensioen in de Abp-wet en de Amp-wet opgenomen. Aanmelding kon vanaf 1 juli 1994. Het betrof een nabestaandenpensioen (partnerpensioen genoemd) wat tot uitkering kwam als een samenwonende ambtenaar overleed. Onder de Amp-wet werd in artikel A 5a het partnerpensioen opgenomen. Onder de Abp-wet ging dat echter verkeerd. In artikel A5a (A5) werd boven het artikel wat moest slaan op het partnerpensioen, de kop Bijzonder Nabestaandenpensioen opgenomen en in artikel A6 werd opgenomen dat de bepalingen van het Nabestaandenpensioen ook van toepassing waren op het Bijzonder Nabestaandenpensioen.
De begripsverwarring was daarmee een feit.
Uit de Memorie van Toelichting 24227 (vergaderjaar 1994-1995) van de 2e Kamer der Staten Generaal blijkt dat er een partnerpensioen opgenomen moest worden waarbij de begin- en de einddatum van de aanmelding bij het ABP van toepassing waren. Uit dit stuk blijkt ook dat het begrip "partner" moest worden toegevoegd en het begrip "partnerpensioen".
Het begrip partnerpensioen werd onder de Abp-wet dus niet ingevoerd en het Bijzonder Nabestaandenpensioen (lees: Partnerpensioen) ging niet verder terug dan 1 juli 1994. Uit de Memorie van Toelichting bleek ook dat de berekening van het partnerpensioen identiek moest zijn aan die van het Nabestaandenpensioen.
Dus moest dit in de Wet Privatisering ABP alsnog met terugwerkende kracht aangepast worden. Maar door de verkeerde benaming is men op het verkeerde been gezet en zijn de begrippen "gewezen echtgenoot" en "echtscheiding" aan het artikel toegevoegd. De afschuwelijke vergissing was een feit!
Door de verkeerde benaming is in feite het Partnerpensioen niet toegevoegd aan de Abp-wet en dus ook niet gecorrigeerd in de WPA!
Artikel 15 in de WPA had dus moeten slaan op het Partnerpensioen, maar in plaats daarvan werd het Bijzonder Nabestaandenpensioen wat toekwam aan de gewezen echtgenote van de deelnemer op basis van de dienstjaren tot de datum scheiding alsnog met alle carriere en periodieke stijgingen verhoogd. En niet alleen tot 1 januari 1996 maar ook nog tot en met 31 december 2003. Plus elke indexering nadien!
En ..... elke stijging van het Bijzonder Nabestaandenpensioen als gevolg van een scheiding in de jaren tachtig is in mindering gebracht op het Nabestaandenpensioen van de echtgenoot die opnieuw in het huwelijk is getreden na de scheiding en al dan niet nadien overleden. Echt erg!!!
Noot PensioenScheiden 02.02.2025 11.18: Heeft u zich wel eens afgevraagd waarom artikel 15 alleen van toepassing was op overheidswerknemers die op 31 december 1995 nog ambtenaar waren? Omdat het artikel in feite bedoeld was om het partnerpensioen met terugwerkende kracht tot datum aanvang verzekering toe te kennen in plaats vanaf 1 juli 1994!
Noot PensioenScheiden 02.02.2025 11.50: Is het nu echt zo, dat alleen het pensioen van overheidswerknemers in dienst op 31 december 1995 met terugwerkende kracht tot aanvang verzekering is aangepast aan alle carriere en periodieke stijgingen en dat het pensioen van ambtenaren uit dienst getreden voor 31 december 1995 alleen aangepast is vanaf aanvang verzekering aan alle algemene bezoldigingswijzigingen?
Het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP 2017 slaat vanaf arikel 17 op de pensioenregeling voor Militairen. In een recente brief van het ABP van 9 januari 2025 wordt verwezen naar overgangsbepaling B bij artikel 17.8.6. Dit artikel is nog steeds van toepassing alleen op het partnerpensioen. En niet zoals het ABP in haar brief suggereert van toepassing op het Bijzonder Nabestaandenpensioen. Ze moeten de ogen uit hun kop schamen!
Dit om en nabij juni 2022 vastgesteld en voorgelegd aan de Minister van Binnenlandsen Zaken en Koninkrijkrelaties. Ik werd door haar met de brief van 21 december 2022 volledig het bos ingestuurd. Nader onderzoek toont aan dat artikel 15 van de WPA keihard fout is, met een hele hoop verschrikkelijke gevolgen tot gevolg.
Met mijn brieven van 16 december 2024 en 13 januari 2025 die u onderstaand aantreft, ben ik dit verschrikkelijk dossier aan het uitrollen. Nog steeds komt nieuwe informatie naar voren, die bovenstaande alleen maar verder bevestigt.
Nog in onderzoek: Vraag staat recent uit bij de Rijksoverheid of in alle sectoren sprake was van dezelfde bezoldigingswijzigingen!
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Mails naar alle overige instanties verstuurd op 20 januari 2025 met de volgende tekst :
Mijnheer, mevrouw,
Optie: Op mijn brief van 16 december 2024 is nog niet door u gereageerd.
Optie: Voor de goede orde, ik vraag geen advies. Ik wil er alleen op wijzen dat er per 1 januari 1996 een ongekende fout in de Wet Privatisering ABP is opgenomen. De fout heeft ervoor gezorgd dat als sprake is van scheiding en/of een nieuw huwelijk na de scheiding het (Bijzondere) Nabestaandenpensioen foutief is vastgesteld.
Het Bijzonder Nabestaandenpensioen is met terugwerkende kracht na datum scheiding, per 31 december 1995 en vervolgens tot
1 januari 2004 aangepast aan alle loonstijgingen op basis van eindloon met terugwerkende kracht tot de aanvang van het dienstverband en vanaf 1 januari 2004 tikken alle indexeringen op deze pensioenen extra door. Is ook van toepassing op het ouderdomspensioen. Maar alleen als de ambtenaar op 1 januari 1996 nog in dienst was.
In aansluiting op mijn brief van 16 december 2024 nogmaals een aanvullende brief ervan uitgaande dat artikel 15 van de Wet Privatisering wel juist zou zijn geredigeerd en artikel 12 van het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP ook juist zou zijn geredigeerd.
In beide brieven wordt door mij verwoord waardoor en wanneer het precies verkeerd gegaan is en wat er als gevolg van deze fout nadien allemaal verkeerd gegaan is.
Als artikel 15 van de Wet Privatisering ABP juist zou zijn geredigeerd is de Pensioen- en Spaarfondsenwet dan niet juist geredigeerd en/of de Wet Verevening Pensioenrechten wegens Scheiding?
Zie ook mijn Noot van 14.01.2025 en 20.01.2025 onder artikel 15 van de WPA!
Ik heb bij het ABP nog een aantal vragen over dit onderwerp open staan. Het ABP heeft aangegeven geen vragen meer te beantwoorden aan mij over dit onderwerp als de vragen niet gelinked zijn aan een dossier. Aan het ABP aangegeven dat ik nog steeds een behoorlijk aantal dossiers in de ijskast heb liggen, tot er nieuw bewijsmateriaal aanwezig is.
Misschien dat er van uw kant af vragen over dit onderwerp gesteld kunnen worden aan het ABP, de Staat en/of de media.
Met vriendelijke groet,
Peter Jung
PensioenScheiden
KvK 08056094
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
PensioenScheiden Wolvega, 13 januari 2025
P. G. J. Jung
Van Harenstraat 10
8471 JD WOLVEGA
Via mail of via de website van de betrokken instantie
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZ)
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Staatssecretaris van Defensie
Nationale Ombudsman
Geschilleninstantie Pensioenfondsen (GIP) -
Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen
Pensioenfederatie -
Vakbonden: CNV, FNV, VCP -
Verbond van Verzekeraars
Betreft : Wet Privatisering ABP 01.01.1996– artikel 15 (WPA)
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP – artikel 12 (SPA)
Vaststelling te verrekenen pensioen als gevolg van scheiding
Vaststelling Partnerpensioen (PP) (Nabestaandenpensioen – NP) en/of
vaststelling Bijzonder Partnerpensioen (BPP) (Bijzonder NP – BNP)
in relatie tot overlijden
Mijnheer, mevrouw,
In aansluiting op mijn brief van 16 december 2024:
Wat als artikel 15 van de WPA juist is geredigeerd! En wat als artikel 12 uit het pensioenreglement van de SPA juist is geredigeerd!
Artikel 12 SPA: De berekeningsgrondslag, bedoeld in artikel 3.2, van een ingegaan pensioen dan wel een aanspraak op pensioen van een gewezen deelnemer dan wel een gewezen partner wordt aangepast overeenkomstig de algemene bezoldigingswijzing van het overheidspersoneel teneinde een aan die bezoldigingswijziging evenredige aanpassing van de pensioenen te bewerkstelligen, tenzij de financiële positie van het fonds zich dwingend tegen die aanpassing verzet.
Eigenlijk een merkwaardige toevoeging. Aanpassing aan de bezoldigingswijziging is in feite toch een toezegging en heeft dan toch niets te maken met de bewering
“tenzij de financiële positie van het fonds zich dwingend tegen die aanpassing verzet”.
Artikel 15 WPA: In het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP kan worden bepaald dat de aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen van de gewezen echtgenoot van degene die op 31 december 1995 ambtenaar is en na die datum overheidswerknemer in de zin van deze wet, wiens echtscheiding voor of uiterlijk op de genoemde datum tot stand is gekomen, worden vastgesteld met inachtneming van de berekeningsgrondslag, bedoeld in artikel F4 van de Abp-wet voor het jaar 1995.
En dit is dus ook doorgevoerd door het ABP voor elk in mijn bezit zijnde dossier.
Uit de WPA blijkt dat met ingang van 31 december 1995 alle pensioenaanspraken met terugwerkende kracht tot aanvang verzekering, als gevolg van de eindloontoezegging, aangepast zijn aan de bezoldiging per 31 december 1995.
De Rijksoverheid/de Staat zegt in feite met de WPA dat de Abp-wet tot
1 januari 1996 foutief geredigeerd is
De Minister heeft zich gerealiseerd dat als sprake is van een eindloonregeling het pensioen een percentage van de laatstelijk genoten bezoldiging is. En dus niet zoals aangegeven in artikel A8 dat de pensioenen alleen aangepast kunnen worden aan de algemene bezoldigingswijzigingen.
De Rijksoverheid/de Staat meet met twee maten. Als een pensioenreglement met terugwerkende kracht aangepast wordt dan is het uitermate vreemd als er groepen uitgesloten worden. Dat is pure discriminatie.
Het NP onder de Abp-wet en de SPA is een percentage van het ouderdomspensioen. In de Abp-wet is een artikel opgenomen dat aangeeft dat als sprake is van scheiding het nabestaandenpensioen vastgesteld wordt als of de overheidswerknemer de dag na de scheiding overleden zou zijn. Het ABP geeft verder als uitleg dat het definitieve BNP en NP eerst op de datum van overlijden van de overheidswerknemer vastgesteld kan worden. Het ABP is de enige pensioenuitvoerder waar bij dat gebeurt.
Ik blijf van mening dat artikel 15 had moeten slaan op het BNP van een samenwonende deelnemer. Immers eerst in december 1995 is in de Abp-wet bekrachtigd dat ook de partner van een samenwonende overheidswerknemer aanspraak maakt op (B)NP (“Partnerpensioen”) met ingang van 1 juli 1994. Zie ook mijn reacties die ik op 13 januari 2025 toegevoegd heb aan de brief van 21 december 2022 van de Minister van Binnenlandse Zaken op mijn website PensioenScheiden.
Het kan niet de bedoeling geweest zijn dat het BNP voor de partner van een samenwonende overheidswerknemer met terugwerkende kracht tot datum aanvang verzekering aangepast wordt aan de bezoldiging per 31 december 1995.
Immers in artikel A8 staat vermeld dat aanpassingen alleen plaats vinden op basis van de algemene bezoldigingswijzigingen.
Ik kan er niet omheen dat artikel 15 zo geredigeerd is dat het BNP voor een overheidswerknemer met terugwerkende kracht tot een echtscheiding vanaf de jaren tachtig tot en met 31 december 1995 op basis van de dienstjaren tot de datum scheiding aangepast is aan alle carrière stijgingen van de bezoldiging.
En vanaf 1 januari 1996 tot ultimo 2003 nogmaals verhoogd is met alle algemene
bezoldigingswijzigingen. Hier is gewoon sprake van een keiharde fout.
Met de miljarden die het ABP verdiend heeft door het ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen voor een overheidswerknemer uit dienst getreden voor 31 december 1995 niet aan te passen aan de bezoldiging zoals deze van toepassing was op de datum uitdiensttreding kan het ABP het NP compenseren van de huidige partner van een al dan niet overleden overheidswerknemer.
Het NP en BNP onder de Abp-wet en het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP is een percentage van het ouderdomspensioen! Artikel 15 van de WPA geeft aan dat het BNP met terugwerkende kracht tot datum aanvang verzekering kan worden aangepast aan de berekeningsgrondslag voor het jaar 1995.
Met ingang van 1 januari 1996 is het ABP in een spagaat gevallen. In het Boon/van Loon-arrest van de Hoge Raad wordt immers aangegeven dat het te verrekenen pensioen vastgesteld wordt op basis van de waarde van de aanspraken op het moment van scheiding.
En er ligt een arrest van de Hoge Raad dat als de voorwaardelijke uitkering méér bedraagt dan het opgebouwde ouderdomspensioen , dan wordt de voorwaardelijke uitkering gematigd tot 50% van dat ouderdomspensioen.
Het arrest van de Hoge Raad van 6 oktober 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AW61613, C05/134HR) geeft aan dat als de man het volledig geïndexeerde ouderdomspensioen ontvangt, inclusief het deel dat krachtens de overeenkomst aan de vrouw toekomt, aan de vrouw moet afdragen, geheel in lijn is met het arrest Boon/Van Loon!
Artikel 12 van de SPA geeft aan dat het aanpassen van het pensioen aan de algemene bezoldigingswijzingen gezien moet worden als indexering.
Kennelijk moet artikel A 8 dan ook gezien worden als indexering.
Als dat het geval is, dan zijn alle tot en met heden vervaardigde opgaven voor ambtenaren van het pensioen wat zij moeten verrekenen met hun ex-partner vanaf het moment van hun pensionering als gevolg van hun echtscheiding foutief vastgesteld.
Alle arresten van de Hoge Raad op het arrest Boon/van Loon na, zijn van data na
1 januari 1996 en je zou toch verwachten dat het ABP zich daar aan gehouden heeft.
- Het ABP heeft zich nimmer gehouden aan de matiging.
- Het ABP is vanaf een bepaalde datum niet meer uitgegaan van de waarde van de
aanspraken op het moment van scheiding maar van de
waarde van de aanspraken
op het moment dat de opgave van het te verrekenen pensioen aangevraagd werd.
Vanaf dat moment houdt het ABP zich niet meer aan het Boon/van Loon-arrest.
- Vanaf een bepaalde datum verstrekte het ABP alleen nog een opgave van het te
verrekenen pensioen inclusief alle indexeringen* tot de datum opgave.
- Vanaf een bepaalde datum heeft het ABP geen onderbouwing meer verstrekt.
Indexeringen”
Het ABP verklaart al jaren dat ze ambtenaren die van de echt gescheiden zijn, zien als gewezen ambtenaren. Het te verrekenen pensioen zou alleen aangepast worden aan de indexeringen van toepassing voor gewezen ambtenaren. Dat is toch niet waar! De aanspraken van gewezen ambtenaren worden toch alleen aangepast op basis van de algemene bezoldigingswijzigingen?
In de Abp-wet wordt gesproken over verschillende sectoren, hetgeen naar mijn mening betekent dat per sector sprake kan zijn van verschillende algemene bezoldigingswijzigingen. Het ABP gebruikt met terugwerkende kracht voor alle sectoren maar één lijst met indexeringen.
Sectoren Artikel 1.6 van het pensioenreglement SPA van 1 januari 2004
- Rijk
- Defensie
- Onderwijs
- Politie
- Rechterlijke Macht
- Gemeenten
- Provincies
- Waterschappen
- Academische Ziekenhuizen
- Hoger Beroepsonderwijs
- Wetenschappelijk Onderwijs
- Onderzoeksinstellingen
- Beroepsonderwijs en volwasseneducatie
- Energie- en Nutsbedrijven/Waterbedrijven en
- de sector Overig.
Is het nu echt zo dat de vanaf 1966 tot en met heden algemene bezoldigingswijzigingen voor alle ambtenaren aan elkaar gelijk waren? Als dat zo was had dat toch niet gereglementeerd hoeven te worden?
Kan de toename van het BNP tot en met heden gezien worden als indexering zoals geformuleerd in het arrest van de Hoge Raad van 6 oktober 2006?
Had het te verrekenen pensioen daar op aangepast moeten worden?
Heeft het ABP het te verrekenen pensioen tot en met heden aangepast op basis van alle algemene bezoldigingswijzingen?
In afwijking van het Boon/van Loon-arrest:
Had de toename van het BNP als gevolg van de WPA in mindering gebracht moeten worden op de door het ABP verstrekte opgaven van het te verrekenen pensioen?
Valt de toename van het ouderdomspensioen als gevolg van de WPA onder het
Boon/van Loon-arrest?
Abp-wet en Amp-wet
Datgene wat fout gegaan is onder de Abp-wet is mede van toepassing voor overheidswerknemers die onder de Amp-wet vielen. Uit de redactie van documentatie met betrekking tot de Abp-wet blijkt dat de Amp-wet bijna identiek was aan
de Abp-wet.
Getracht om via het ABP een afschrift te bemachtigen van de Amp-wet zoals deze een jaar voor de privatisering van toepassing was. De vraag ook gericht aan een tweetal advocatenkantoren en aan de Rijksoverheid en het Ministerie van Defensie. Het ABP heeft aangegeven geen afschrift te kunnen overleggen evenmin als het Ministerie van Defensie. In feite bevreemd mij dat.
Als niemand in staat is om deze informatie te verstrekken hoe kunnen de betrokken organisaties dan vaststellen of alle pensioenen op de juiste wijze vastgesteld zijn?
Uit de Amp-wet en/of de pensioenreglementen moet blijken welke overheidswerknemers vanaf welke datum niet meer vallen onder de Amp-wet en vanaf die datum vallen onder het ABP pensioenreglement burgers of ABP pensioenreglement militairen.
Pensioen- en Spaarfondsenwet
Niet alleen onder de Abp-wet en/of de Amp-wet is het verkeerd gegaan.
Bijgaand treft u tevens een brief aan waarin ik nader inga op de problematiek met betrekking tot scheiding in relatie tot werkgevers die vanaf de aanvang onder de Pensioen- en Spaarfondsenwet vielen.
hoogachtend,
P.G.J. Jung
PensioenScheiden
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
PensioenScheiden Wolvega, 13 januari 2025
P. G. J. Jung
Van Harenstraat 10
8471 JD WOLVEGA
Via mail of via de website van de betrokken instantie
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZ)
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Staatssecretaris van Defensie
Nationale Ombudsman
Geschilleninstantie Pensioenfondsen (GIP) -
Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen
Pensioenfederatie -
Vakbonden: CNV, FNV, VCP -
Verbond van Verzekeraars
Betreft : Vaststelling te verrekenen pensioen als gevolg van scheiding
Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW) Artikel 8 lid 1 tot en met 3
Mijnheer, mevrouw,
In de PSW stond tot 1 augustus 1987 wel duidelijk omschreven waar een deelnemer aanspraak op kon maken als sprake was van een eindloonregeling. Namelijk een percentage per dienstjaar van het laatstgenoten salaris. Pensioenfondsen gaven ingeval van uitdiensttreding echter aanspraken mee op basis van de voor en door deelnemers betaalde premies.
Er was een wetswijziging voor nodig per 1 augustus 1987, om ervoor te zorgen dat deelnemers wel de toegezegde aanspraken kregen. In feite hadden de aanspraken van alle deelnemers, dus ook degene die voor 1 augustus 1987 uit dienst getreden zijn, aangepast moeten worden. Waarom?
Zie hiervoor pagina 13 van mijn website PensioenScheiden
Tot in ieder geval 1 januari 2000 (en mogelijk tot 1 januari 2010) hebben deelnemers die vielen onder de PSW bij uitdiensttreding vanaf de jaren zestig niet de juiste aanspraken meegekregen.
En het ging ook fout als deelnemers van de echt scheiden. Het te verrekenen pensioen als gevolg van de echtscheiding werd vastgesteld op basis van de waarde van de opgebouwde aanspraken op het moment van scheiding. Er was een arrest van de Hoge Raad voor nodig van 12 november 1993 (ECLI:N::HR:1993:ZC1136) waarin duidelijk vermeld werd, dat de toegezegde aanspraak op het moment van scheiding bepalend was. Dus inclusief het deel dat op dat moment nog niet gefinancierd was.
Overige wetten
Onder het ABP was tot 1 januari 2004 sprake van een eindloonregeling. Uit de Wet Privatisering ABP per 1 januari 1996 en het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP vanaf 1 januari 1996 tot en met 31 december 2003 blijkt dat het Bijzonder Nabestaandenpensioen (Noot 23.01.2025: had moeten zijn Partnerpensioen) op basis van eindloon met terugwerkende kracht tot datum aanmelding op basis van de dienstjaren tot de datum scheiding aangepast is.
Het ABP heeft zich vanaf de privatisering tot 1 januari 2004 nimmer gehouden aan hetgeen hiervoor in de Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW) is opgenomen, heeft zich nimmer gestoord aan hetgeen hiervoor in de Wet Verevening Pensioenrechten wegens Scheiding (WVPS) is opgenomen.
Vanaf de privatisering valt het ABP immers volledig onder de PSW!
In beide wetten wordt aangegeven dat ingeval van scheiding uitgegaan dient te worden van de aanspraken volgens artikel 8 lid 1 tot en met 4 van de PSW als zou de deelnemer op het moment van scheiding het dienstverband verbroken hebben.
In beide wetten wordt aangegeven dat als sprake is van een eindloonregeling de salariswijziging niet meer doorwerkt in het pensioen opgebouwd op basis van de dienstjaren tot de datum scheiding.
Onder het ABP zijn vanaf de privatisering alle salarisverhogingen na datum scheiding tot 1 januari 2004 op basis van de dienstjaren tot de datum scheiding toegekend aan de huwelijkse periode.
Ik kan me nauwelijks voorstellen dat hiermee gesteld kan worden dat de PSW op dit punt foutief geredigeerd is. Een soortgelijk artikel komt voor in de WVPS. Zie artikel 3.1 onder b.
Hoogachtend,
P.G.J. Jung
PensioenScheiden
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
PensioenScheiden Wolvega, 16 december 2024
P. G. J. Jung
Van Harenstraat 10
8471 JD WOLVEGA
AANGETEKEND
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZ)
Turfmarkt 147, 2511 DP, Den Haag
AANGETEKEND
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Parnassusplein 5, 2511 VX, Den Haag
AANGETEKEND
Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Defensie
Plein 4, 2511 CR, Den Haag
AANGETEKEND
Nationale Ombudsman
Bezuidenhoutseweg 151, 2594 AG DEN HAAG
Noot PensioenScheiden 24.12.2024: Telefonisch contact gehad met het Instituut Nationale Ombudsman. Voegen de brief toe aan de afdeling "Onderzoek en Strategie".
PER MAIL
Consumentenbond - Geschilleninstantie Pensioenfondsen (GIP) -
Gommer Advocaten - Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen
Pensioenfederatie - Vakbonden: CNV, FNV, VCP - Verbond van Verzekeraars
Ab Flipse -
Betreft : ABP-wet, AMP-wet, WPA, Stichting pensioenfonds ABP en
Pensioenreglement voor militairen
Foutieve Vaststelling Nabestaandenpensioen (NP) en
Bijzonder Nabestaandenpensioen (BNP) onder het ABP en AMP
van al dan niet overleden ambtenaren als gevolg van een scheiding voor
1 januari 1996 ( vanaf de jaren tachtig) en een nieuw huwelijk voor
of na 1 januari 1996
Foutieve vaststelling van het te verrekenen ouderdomspensioen in relatie
tot de foutieve vaststelling van het NP en BNP
Foutieve vaststelling te verevenen ouderdomspensioen als gevolg van
scheiding na 1 mei 1995 volgens de Wet Verevening
Pensioenrechten bij Scheiding of foutieve Wettelijke of Algehele
Conversie
Correcties : De tot dusver vastgestelde fouten bij het ABP dienen als
gevolg van de nieuwe Wet Toekomst Pensioenen hersteld te worden
voor de transitiedatum van het ABP per 1 januari 2027
Zie ook : Website PensioenScheiden voor brief 21 december 2022 van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties,
L.s.,
Met ingang van 1 juli 2023 is de Wet Toekomst Pensioenen van kracht geworden. De Wet is in principe alleen van toepassing op pensioenfondsen. Deelnemers gaan eerst over naar het nieuwe pensioenstelsel als de betrokken pensioenfondsen hiervoor klaar zijn. Elke deelnemer krijgt dan bij wijze van spreken een individuele spaarpot.
De overgang van de deelnemers naar een individuele spaarpot wordt invaren genoemd. De datum waarop het ABP in vaart is gesteld op
1 januari 2027.
Invaren kan alleen als alle fouten in de pensioenaanspraken, ontstaan voor 1 januari 2027 door het ABP gecorrigeerd zijn. Immers alle tot dusver gemaakte fouten kunnen leiden tot verschillen in de totale reserve bij het ABP en daarmee samenhangend, in alle individuele spaarpotjes.
Onderstaand zal ik kort samenvatten welke geschillen er door mij geconstateerd zijn. In alle vermelde geschillen zal als het GIP er met het ABP en alle betrokken ambtenaren en/of (ex) partners niet uitkomt een gerechtelijke uitspraak moeten volgen.
De Minister van Binnenlandse Zaken is in 2022 al op de hoogte gesteld van één van de geschillen, wat tot dusver nog niet geleid heeft tot correcties.
Onderstaand eerst een overzicht van de gebruikte termen.
Daarna zeer kort samengevat wat in de ABP-wet is opgenomen en in de WPA en de
AMP-wet en in de brief van de Minister van BZ van
21 december 2022.
Noot PensioenScheiden 16.12.2024 13.13: De Minister reageert in de brief van 21 december 2022 op een brief van 30 november 2022. Deze brief is opgenomen onder de brief van 21 december 2022
Daarna een korte samenvatting van alle bij het GIP ingebrachte geschillen.
Korte toelichting gebruikte termen:
BNP - Bijzonder Nabestaandenpensioen – Een aanspraak op Nabestaandenpensioen die ontstaat als de ambtenaar van de echt scheidt en die tot uitkering komt vanaf het overlijden van de ambtenaar voor of na de pensioendatum
NP - Nabestaandenpensioen – Een uitkering toekomend aan de weduwe/weduwnaar
van de ambtenaar ingeval die komt te overlijden voor of na de pensioendatum. Het BNP wordt hierop in mindering gebracht.
ABP -wet: Algemeen Burgerlijke Pensioenwet geldig tot 1 januari 1996
WPA : Wet Privatisering ABP geldig vanaf 1 januari 1996
AMP – wet: Algemene Militaire Pensioenwet
PSW - De Pensioen- en Spaarfondsenwet
BPP – Bijzonder Partnerpensioen
Op vrijdag 29 november 2024 gesproken met het Geschilleninstituut Pensioenfondsen (GIP) Het GIP gaf aan dat geschillen ingebracht bij een pensioenfonds voor 1 juli 2023 niet in behandeling genomen worden door het GIP. Een uitspraak door het GIP gedaan, dient door het pensioenfonds opgevolgd te worden . Geschil 449 heeft betrekking op het ABP en is ingebracht bij het ABP voor 1 juli 2023. Het geschil kan alleen in behandeling genomen door de Ombudsman Pensioenen die ook onder het GIP valt.
De Ombudsman Pensioenen kan echter alleen bemiddelen. De door mij ingebrachte geschillen zijn echter van een dusdanige potentie dat bemiddeling door de Ombudsman Pensioenen niet tot correctie zal leiden. Het GIP gaf aan dossier 449 voorlopig in de ijskast te zetten, in afwachting mogelijk van een nieuw zelfde geschil.
Bovenstaand is in feite te belachelijk voor woorden. Het betekent dat er geen enkel instituut in Nederland is die met betrekking tot pensioengeschillen de belangen van een consument behartigt. Het GIP geeft aan dat voor een dossier ingebracht bij het pensioenfonds voor 1 juli 2023 alleen de gang naar de rechter nog openstaat.
Alleen een nieuw dossier ingebracht na 1 juli 2023 kan leiden tot een bindende uitspraak door het GIP, zoals het GIP verklaarde. Een nieuw dossier is geen optie. In het reglement van het GIP is opgenomen dat een geschil alleen in behandeling genomen wordt als de volledige klachtenprocedure bij het pensioenfonds is doorlopen. De doorlooptijd voor eenzelfde verschil kan zomaar oplopen tot 2 jaar en meer. De transitiedatum voor het ABP is echter vastgesteld op één januari 2027. Voor die datum dienen alle correcties over onderstaand verwoorde geschillen gecorrigeerd te zijn door het ABP.
Tegen het ABP kan een consument geen rechtszaak aanspannen. De geschillen welke ik onderstaand zal toelichten zijn van een dusdanige omvang dat het ABP zich met hand en tand zal verdedigen. Het ABP houdt dit veel langer vol, dan een consument.
De consument zal privé failliet geprocedeerd worden.
Recent is echter een zo goed als volledig identiek geschil ingediend bij het GIP. Geschil 516, en dus na 1 juli 2023, met dien verstande dat de scheiding plaats vond onder de AMP-wet, nu Stichting Pensioenfonds ABP. Uit de WPA blijkt dat het NP en BNP met ingang van
1 januari 1996 onder de Stichting Pensioenfonds ABP vallen en dat ze zich conformeren aan de PSW. Onderzoek heeft aangetoond dat het BNP met terugwerkende kracht vanaf datum scheiding tot, naar ik aanneem, ultimo 2003, is aangepast aan alle stijgingen van het salaris, dus niet alleen de algemene bezoldigingswijziging maar ook aan alle periodieke en carrière stijgingen. Tot op heden heeft het ABP ondanks veelvuldige verzoeken van betrokkene zelf en nu ook van het GIP, nog geen opgave verstrekt van de onderbouwing van het BNP en NP.
Betrokkene geadviseerd het geschil weg te halen bij de Ombudsman Pensioenen en onder te brengen bij het GIP zelf. Geschil 516 kan wel leiden tot een bindende uitspraak . Geschil 449 zal dus niet ingetrokken worden.
En niet alleen voor onderstaand aangemerkte geschillen. Het geldt in feite voor alle ambtenaren al dan niet overleden die voor 1 januari 1996 van de echt gescheiden zijn en nadien opnieuw in het huwelijk getreden zijn. Ook deze zouden als gevolg van een bindende uitspraak, aangepast moeten worden.
ABP-wet: In artikel A8 wordt aangegeven dat aanspraken alleen aangepast worden aan de middelsom van berekeningsgrondslagen en alleen aangepast worden aan algemene bezoldigingswijzigingen. Er is niet gereglementeerd dat de aanspraken ook aangepast worden op carrière of periodieke stijgingen.
- Op 1 juli 1994 wordt in de ABP-wet het BNP ingevoerd. Omschreven staat in de ABP-wet dat een NP voor samenwonenden bedoeld wordt die samenwonen met een samenlevingscontract. Hiermee wordt een stuk begripsverwarring tot stand gebracht.
- Want in de ABP-wet ontstaat een BNP op het moment dat een ambtenaar van de echt scheidt.
In de ABP-wet is opgenomen dat het BNP wat ontstaat als ambtenaren van de echt scheiden, alleen aangepast wordt aan de algemene bezoldigingswijzigingen.
Nabestaandenreglement militairen met ingang van 1 januari 1996–
In dit reglement gebeurd opnieuw hetzelfde als onder de ABP-wet. Artikel 7.5: Als een ambtenaar van de echt scheidt wordt het NP omgezet naar een Bijzonder Partnerpensioen in plaats van naar een Bijzonder Nabestaandenpensioen.
WPA: In de WPA is opgenomen dat per 31 december 1995 de aanspraken gebaseerd worden op de berekeningsgrondslag per 31 december 1995. Uitdrukkelijk wordt bepaald dat dit alleen geldt voor ambtenaren die op 31 december 1995 nog in dienst zijn. De aanspraken voor ambtenaren uit dienst getreden voor 31 december 1995 kunnen dus alleen aangepast zijn aan de algemene bezoldigingswijzigingen.
Het ABP heeft verklaard dat per 31 december 1995 alle aanspraken zijn aangepast aan alle periodieke stijgingen en aan algemene en aan alle carrière stijgingen die hebben plaatsgevonden. Het is merkwaardig dat dit alleen gebeurd is voor ambtenaren die op
31 december 1995 nog een actief dienstverband hadden. Dat geeft toch te denken!
BNP WPA: Eerst in de WPA is opgenomen dat het BNP voor een ambtenaar aangepast dient te worden aan de berekeningsgrondslag per 31 december 1995. Het lijkt er meer op dat de aanpassing betrekking had moeten hebben op het BNP voor samenwonende ambtenaren. Deze groep ontbreekt nu in de WPA. Het lijkt er verdacht veel op dat dit artikel waarschijnlijk verkeerd gereglementeerd is.
Noot PensioenScheiden 17.12.2024 12.31: Zie de Noot onder artikel 15 in de WPA
Brief 21 december 2022 van de Minister van Binnenlandse Zaken
Met het standpunt wat de Minister inneemt ben ik het niet eens. De Minister stelt dat het BNP afgeleid wordt van het ouderdomspensioen op het moment van overlijden en dat daarom in de WPA is opgenomen dat het BNP vastgesteld dient te worden op de berekeningsgrondslag per 31 december 1995. Naar mijn mening vergist de Minister zich. De Minister gaat volledig voorbij aan hetgeen gesteld is in artikel G4 en H1.1. in de ABP-wet. In artikel H1.1 staat duidelijk vermeld dat het pensioen van de nabestaande 5/7 bedraagt van het pensioen waarop de ambtenaar recht of uitzicht zou hebben gehad, indien hem met ingang van de dag na die van zijn overlijden ontslag was verleend. De Minister stelt dat de berekening van het BNP de salarisstijgingen volgt. In artikel A8 staat echter vermeld dat de aanspraken alleen aangepast kunnen worden aan de algemene bezoldigingswijzigingen. De Minister geeft verder aan dat vanaf
1 januari 1996 het BNP niet meer de salarisontwikkeling volgt van de gescheiden ambtenaar, maar alleen de indexaties die het ABP geeft.
Met ingang van 1 januari 1996 valt het ABP onder de PSW
Onder de PSW wordt het BNP vastgesteld als zou de deelnemer op de dag van de scheiding uitdienst getreden zijn. Het BNP wordt als sprake is van een nieuw huwelijk na de scheiding op de dag van het huwelijk in mindering gebracht op het NP van de deelnemer. Mogelijk dat de toetreding tot de PSW ervoor gezorgd heeft dat vanaf 1 januari 1996 het BNP niet meer de salarisontwikkeling van de ambtenaar mag volgen. In tegenstelling tot hetgeen de Minister verklaart heeft, heeft Het ABP tot ultimo 2003 het BNP aangepast aan de salarisontwikkeling van de ambtenaar en niet zoals de Minister verklaard heeft geïndexeerd.
Vaststelling BNP bij het ABP op het moment van overlijden
Het ABP stelt het BNP (ten onrechte?) eerst vast op het moment van overlijden. Onder de PSW gebeurt dit namelijk op het moment van de scheiding.
Ik heb door het ABP vervaardigde opgaven in mijn bezit waaruit blijkt in tegenstelling tot hetgeen de Minister verklaard heeft dat het BNP ook na 1 januari 1996 tot ultimo 2003 aangepast is aan alle salarisontwikkelingen. Het ABP heeft haar beleid na
1 januari 1996 dus ongewijzigd voortgezet alsof er geen sprake is geweest van de privatisering van het ABP.
Dit houdt ook in dat het veel te hoog vastgestelde BNP na 1 januari 2004 foutief geïndexeerd is. Hetgeen dus alsmede resulteert in een laag vastgesteld NP. Het NP is en blijft immers een afgeleide van het ouderdomspensioen.
Onderstaande geschillen liggen allemaal bij het GIP.
In al onderstaande gevallen is sprake van een scheiding voor 1 januari 1996 en nadien van een nieuw huwelijk en al dan niet van een recentelijk overlijden.
Noot PensioenScheiden 17.12.2024 12.54: Het BNP wordt feitelijk eerst op het moment van overlijden op het NP van de nieuwe partner in mindering gebracht.
Geschil 449 (ABP) - Foutief vastgesteld BNP en NP
Het BNP kan na de scheiding in 1991 tot 1 januari 1996 alleen aangepast zijn aan de algemene bezoldigingswijzingen. Het ABP heeft na de scheiding het BNP aangepast tot 1 januari 2004 aan alle individuele salarisstijgingen dus ook aan de periodieke en algemene salarisstijgingen. Volgens de Minister had dat na 1 januari 1996 niet meer gemogen. Zie ook onderstaand: te verrekenen pensioen .
Geschil 516 (ABP/AMP) - Foutief vastgesteld BNP en NP
Het BNP kan na de scheiding in 1986 tot 1 januari 1996 alleen aangepast zijn aan de algemene bezoldigingswijzingen. Het ABP heeft na de scheiding het BNP aangepast tot 1 januari 2004 aan alle individuele salarisstijgingen dus ook aan de periodieke en algemene salarisstijgingen. Volgens de Minister had dat na 1 januari 1996 niet gemogen.
Geschil 531 (ABP) - Foutief vastgesteld BNP, NP en verevend pensioen
Het BNP had na de scheiding in 1980 tot het formele ontslag van de man in 1988 alleen aangepast kunnen worden aan algemene bezoldigingswijzigingen. De man viel onder de Wet VPS. Het verevende pensioen had vastgesteld moeten worden in 1980 en had tot de datum van zijn pensionering in 1996 alleen verhoogd kunnen worden met de indexeringen van toepassing voor een gewezen deelnemer. De man was op
31 december 1995 geen overheidswerknemer meer zoals aangegeven in de WPA.
Toch is het BNP aangepast aan alle algemene bezoldigingswijzingen tot de datum van pensionering in 1996. De man is overleden in 2023. Het NP is door de gemaakte fouten veel en veel te laag vastgesteld.
Geschil 290 (ABP) - Foutief vastgesteld BNP in opgave te verrekenen pensioen
Boon van Loon/arrest
Het GIP heeft in haar brief van 12 april 2024 aangegeven dat pensioenverrekening dient plaats te vinden op basis van de waarde van de pensioenaanspraken op het moment van de scheiding, preciezer gezegd op het moment dat de echtscheiding in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven. Het GIP heeft aangegeven dat het om de vermogensrechtelijke afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap bij
echtscheiding gaat en niet bevoegd is te bemiddelen dan wel te beslechten.
In de door het DMP of ABP vervaardigde opgave werd vervolgens aangegeven dat het voor de hand ligt dat een afspraak wordt gemaakt over de wijze waarop het bedrag van de voorwaardelijke uitkering te zijner tijd naar het tijdstip van pensionering door middel van indexering kan worden aangepast. Het ABP heeft verklaard dat alleen als een ambtenaar daarom vroeg een opgave verstrekt werd van de indexeringen waarmee het te verrekenen pensioen kon worden geïndexeerd.
Noot PensioenScheiden 17.12.2024 12.57: Zie ook mijn opmerking m.b.t. artikel 15 in de WPA m.b.t. het ouderdomspensioen
Tot om en nabij 1 januari 2000 heeft het ABP zich hier ook aan gehouden. Vanaf om en nabij deze datum is het echter faliekant misgegaan. Het ABP heeft verklaard de waarde van het pensioen te nemen op de datum van de aanvraag verhoogd met alle indexeringen alsof sprake was geweest van een gewezen ambtenaar. Het ABP had, als ze zich daar consistent in hadden opgesteld, in de opgave het BNP moeten opnemen, zoals dat op basis van alle initiële, periodieke en carrière stijgingen plus indexeringen tot het moment van de aanvraag gestegen was.
Het ABP houdt in haar opgaven van het te verrekenen pensioen alleen rekening met de indexeringen vanaf datum scheiding tot en met heden alsof sprake is van een gewezen deelnemer. Ook als ze heden ten dage een berekening vervaardigen.
Het ABP houdt dus geen rekening met het door hun vastgestelde BNP, zoals dat in geschil 449 en 516 door hun vastgesteld is. Het ABP meet dus met twee maten.
Het ABP houd geen rekening met de arresten van de Hoge Raad, die aangeven dat een ambtenaar maximaal 50% van het ouderdomspensioen opgebouwd tot de datum scheiding hoeft te verrekenen met zijn ex-partner. Als ze al een opgave verstrekken wordt dit niet vermeld in de opgave.
In een arrest van de Hoge Raad van oktober 2006 staat vermeld dat het te verrekenen pensioen alleen geïndexeerd mag worden als het opgebouwde pensioen ook geïndexeerd wordt. Ook hier stoort het ABP zich niet aan. Het ABP indexeert immers alsof sprake is van een gewezen deelnemer. Niet gereglementeerd.
Het ABP verstrekt in haar opgaven van het te verrekenen pensioen geen onderbouwing. Ambtenaren kunnen dus niet vaststellen of hetgeen ze moeten verrekenen juist is. Dus gebaseerd op de juiste waarde op het moment van scheiding en of rekening is gehouden met de arresten van de Hoge Raad.
Bovenstaande houdt in dat alle opgaven, na in ieder geval 1 januari 2000, te hoog zijn vastgesteld waardoor de ambtenaar te veel heeft moeten verrekenen met zijn ex-partner. In haar brieven heeft het ABP altijd aangegeven dat de opgaven ook door derden verstrekt kunnen worden. Daarvoor is het noodzakelijk dat het ABP een opgave verstrekt van de opgebouwde premievrije aanspraken op het moment van scheiding. Het ABP weigert echter een dergelijke opgave te verstrekken.
Ook van toepassing in geschil 449 en geschil 516.
(Nog) niet ingebracht bij het GIP
Wet VPS vanaf 1 mei 1995 Artikel 5 Algehele conversie
In het convenant hebben beide ex-partners vastgelegd dat ieder der partners aanspraak maakt op de helft van de waarde van alle opgebouwde aanspraken op het moment van scheiding. Aan het ABP werd, zoals vastgelegd in de Wet, toestemming gevraagd om algehele conversie te mogen uitvoeren. Het ABP verstrekt een opgave van de aanspraken waaruit blijkt dat het net lijkt alsof het ABP uit gaat van de helft van de waarde van de opgebouwde aanspraak aan ouderdomspensioen gedurende de huwelijkse periode. Op basis van de verstrekte opgave gaan beide partners akkoord en laten dat het ABP schriftelijk weten. Nadat het ABP de algehele conversie heeft doorgevoerd stellen beide ex-partners vast dat ze veel meer overhouden dan de helft van het opgebouwde pensioen tijdens de huwelijkse periode.
Het ABP heeft vanaf de aanvang van deze Wet de waarde van het ouderdomspensioen vastgesteld als zou sprake zijn van een uitkering op twee levens in plaats van op
één leven. In haar communicatie met de ambtenaren heeft het ABP verklaard de helft van het verevende pensioen omgezet te hebben in een zelfstandig pensioen. Het ABP voert hetgeen afgesproken is in het convenant niet uit. Beide ex-partners worden hierdoor benadeeld. De één meer dan de ander.
Wettelijke conversie
Ook in het geval van wettelijke conversie is het ABP uitgegaan van de waarde van het ouderdomspensioen, gebaseerd op beide levens. In feite had het ABP moeten rekenen met de helft van het opgebouwde pensioen in de huwelijkse periode. In feite is het ABP blijven rekenen zoals ze dat ook deden voor ambtenaren die gescheiden zijn voor 1 mei 1995. De ex-partner wordt hierdoor benadeeld.
Communicatie met de ambtenaar
De Consumentenbond heeft zich in 2007 sterk gemaakt voor een Uniform Pensioen Overzicht (UPO). Alle pensioenuitvoerders gebruiken hetzelfde overzicht. In 2008 verstrekte het ABP nog een overzicht waar zowel het NP als het BNP op stond.
Voor 2008 werden er geen overzichten verstrekt door het ABP. Jarenlang heeft het ABP geen overzicht verstrekt van het NP. Deelnemers moesten maar contact zoeken met het ABP. Doordat het NP eerst definitief vastgesteld wordt op het moment van overlijden kan het ABP nimmer een juist overzicht verstrekken. De Wet op de AVG zorgt ervoor dat het BNP niet meer zichtbaar gemaakt mag worden op de UPO van de
verzekerde ambtenaar. Onduidelijkheid blijft dus troef!
Indexaties
Als een pensioen foutief is vastgesteld, zijn alle indexaties op dat pensioen ook foutief vastgesteld en zullen dus eveneens gecorrigeerd moeten worden.
Burgerlijk Wetboek
In het Burgerlijk Wetboek 3 artikel 178 1e lid staat vermeld dat te allen tijde verdeling van een gemeenschappelijk goed gevorderd kan worden.
In het Burgerlijk Wetboek 3 artikel 179 2e lid staat vermeld dat nadere verdeling van een ontbonden gemeenschap kan worden gevorderd, indien bij een verdeling tot de gemeenschap behorende goederen zijn overgeslagen.
Conclusie
Onze Staat (Rijksoverheid) moet zich realiseren dat het ABP nimmer kan invaren als alle aangegeven geschillen niet gecorrigeerd worden. Het ABP zou technisch gesproken niet veroordeeld kunnen worden tot correctie van de geschillen tot
1 januari 1996. Dat zou door wetgeving in 1996 onder het tapijt geveegd zijn! Mogelijk gebeurd dat opnieuw als het ABP toch invaart op 1 januari 2027. Het ABP zal zich moeten realiseren dat als dit gebeurt beide ex-partners elkaar te allen tijde kunnen blijven aanspreken op basis van de artikelen van het Burgerlijk Wetboek zoals bovenstaand aangegeven. Dat zal leiden tot het verstrekken van uitermate gecompliceerde opgaven door het ABP en de nodige rechtszaken.
Naar mijn mening is er een grote fout gemaakt door betrokkenen bij de beëindiging van de AMP-wet en daarmee samenhangend de privatisering van het pensioen voor militairen op te nemen in de Stichting Pensioenfonds ABP. De WPA kan eerst ruim na 1 januari 1996 aangepast zijn aan de gevolgen die het beëindigen van de AMP-wet met zich meebracht.
Noot PensioenScheiden 17.12.2024 13.41: De laatste zin is niet geheel juist. In de WPA is het NP veilig gesteld voor militairen. De hoofdstukken G en H van de Amp-wet zijn met ingang van 1 januari 1996 ingetrokken. In artikel 28 heeft men het eigenlijk alleen over de nagelaten betrekkingen van militairen, gewezen militairen en gepensioneerde militairen. Op basis van dit artikel had het BNP voor militairen in artikel 15 niet aangepast kunnen worden
Naast mijn website PensioenScheiden beheer ik de website PensioenWeetjes. Op de website PensioenWeetjes heb ik alle wetten opgenomen en zo mogelijk voorzien van opmerkingen.
Op mijn website PensioenScheiden zal ik een link opnemen naar een speciale webpagina waar ik deze brief zal opnemen, maar ook links naar alle wetten en alle tot dusver gecommuniceerde momenten opnemen met zo mogelijk alle betrokkenen.
Ik verneem graag van u, op welke wijze en wanneer u overgaat tot correctie van de door mij aangegeven geschillen.
hoogachtend,
P.G.J. Jung
PensioenScheiden
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Terug naar Index PensioenScheiden
Laatstelijk aangepast: 2 februari 2025